Mens en Activiteit deel 1

Profiel mens en Activiteit
Hfdst. 1 en 2
1 / 25
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Profiel mens en Activiteit
Hfdst. 1 en 2

Slide 1 - Slide

Een kinderdagverblijf biedt opvang voor kinderen van
A
0 tot 12 jaar
B
2 tot 8 jaar.
C
0-4 jaar.
D
0 tot 6 jaar

Slide 2 - Quiz

Een peuterspeelzaal is bedoeld voor
kinderen tussen de
A
0 en 4 jaar
B
2 en 4 jaar
C
3 en 5 jaar
D
1 en 4 jaar

Slide 3 - Quiz

Wat betekenen de letters BSO?
A
Basisschool Opvang
B
Buitensporige Opvang
C
Buitenschoolse Opvang
D
Binnenschoolse Opvang

Slide 4 - Quiz

Wat is de leeftijd van de kinderen die naar de BSO ( Buitenschoolse Opvang)
gaan?
A
1 t/m 13 jaar
B
4 t/m 13 jaar
C
1 t/m 16 jaar
D
4 t/m 16 jaar

Slide 5 - Quiz

Buitenschoolse Opvang (BSO)
  1. Bedoeld voor kinderen van 4 t/m 13 jaar die naar school gaan.
  2. Ouders werken en er is geen opvang thuis.
  3. Kinderen kunnen er al vóór schooltijd naar toe
  4. Kinderen kunnen er naar toe als school uit is.
  5. Er is ook opvang in de vakantie.

Slide 6 - Slide

Een brede school is een basisschool die samenwerkt met verschillende organisaties. Met wie werken ze NIET samen.
A
Kinderopvang
B
Horeca
C
Sportinstellingen
D
Buurthuis

Slide 7 - Quiz

Welke stelling klopt niet over het buurthuis.
A
In een buurthuis worden activiteiten aangeboden voor jong en oud
B
Een ander woord voor buurthuis is dorpshuis
C
Een ander woord voor buurthuis is wijkcentrum
D
Een buurthuis is 24 uur per dag geopend.

Slide 8 - Quiz

Activiteiten overdag met een groep mensen, onder begeleiding van professionals. U ontmoet andere mensen en heeft een zinvolle invulling van uw dag.
We spreken hiervan:
A
Mantelzorg
B
Verpleeghuiszorg
C
Crisisopvang
D
Dagbesteding

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

0-2 jaar
2-4 jaar
4-6 jaar
6-12 jaar
12-18 jaar
18-60 jaar
60 jaar en ouder
baby en dreumes
peuter
Kleuter
Schoolkind
Tiener
volwassene
ouderen

Slide 11 - Drag question

Ontwikkelingsgebieden van kinderen en volwassen
  1. lichamelijke ontwikkeling ( de ontwikkeling van  het lichaam en de motoriek)
  2. geestelijke ontwikkeling ( ontwikkeling van het denken, het geheugen, de taal en de spraak)
  3. sociale ontwikkeling ( ontwikkeling in de omgang met andere mensen en hoe je met je gevoelens en emoties omgaat)

Slide 12 - Slide

Grove motoriek
  1. Alle grote bewegingen die je met je lichaam maakt.
  2. bijvoorbeeld: lopen, zwemmen, hinkelen, lopen. springen, fietsen 

Slide 13 - Slide

Fijne motoriek
  1. De fijne, kleine bewegingen van handen en vingers.
  2. Vaak zijn dit bewegingen waar aandacht en concentratie voor nodig is.
  3. Voorbeelden: schrijven, knippen, kleuren binnen de lijntjes, puzzelen.

Slide 14 - Slide

Om welke ontwikkeling gaat het bij deze afbeelding?
A
De grove motorische ontwikkeling
B
De fijne motorische ontwikkeling.
C
De geestelijke ontwikkeling
D
De sociale ontwikkeling

Slide 15 - Quiz

Om welke ontwikkeling gaat het bij deze afbeelding?
A
Grove motorische ontwikkeling
B
Fijne motorische ontwikkeling
C
Geestelijke ontwikkeling
D
Sociale ontwikkeling

Slide 16 - Quiz

Welke motoriek wordt hier gestimuleerd? De fijne- of grove motoriek?

Slide 17 - Open question

Om welke ontwikkeling gaat het op deze afbeelding?
A
Grove motorische ontwikkeling
B
Fijne motorische ontwikkeling
C
Geestelijke ontwikkeling
D
Sociale ontwikkeling

Slide 18 - Quiz

Welke twee ontwikkelingen wordt gestimuleerd op de afbeelding?
A
De grove motorische- en sociale ontwikkeling
B
De fijne motorische - en geestelijke ontwikkeling
C
De geestelijke - en sociale ontwikkeling
D
De fijne- en sociale ontwikkeling.

Slide 19 - Quiz

Een belangrijk onderdeel van het 'peuter zijn' is het zindelijk worden.
Wat betekent zindelijkheid?
A
Dat peuters steeds langere zinnen kunnen zeggen
B
Dat ze zelf kunnen aangeven wanneer ze naar de wc gaan

Slide 20 - Quiz

Wat is waar over de sociale ontwikkeling van peuters?
A
Een peuter is 'ik- gericht' en vindt het moeilijk om samen te spelen
B
Een peuter kan al goed samen spelen met andere kinderen

Slide 21 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van fantasiespel?
A
B
C
D

Slide 22 - Quiz

Wat is een sociaal kenmerk van een puber?
A
Pubers hebben veel conflicten met ouders.
B
Pubers kunnen puistjes krijgen
C
Tijdens de puberteit wordt de opvatting van ouders steeds belangrijker
D
Pubers willen graag bij een groep horen.

Slide 23 - Quiz

Ouderen hebben de leeftijd van 60 jaar en ouder. 
In deze periode zien we achteruitgang van de lichamelijke ontwikkeling.

  1. Achteruitgang van de  zintuigen. 
  2. Het bewegen (de motoriek) wordt minder.
  3. Botontkalking (osteoporose)
  4. Haar wordt grijzer.
  5. Huid wordt slapper en rimpeliger.

Slide 24 - Slide

Dementie is een veel voorkomende ziekte onder ouderen. Wat is waar ?
A
Iemand die dement is, is vergeetachtig en verward.
B
Dementie is een welvaartsziekte.
C
Dementie is een ouderdomsziekte
D
Iemand die dement is is ADL zelfstandig.

Slide 25 - Quiz