Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Nederlands
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Planning

Hoe gaat het?
persoonsvorm tt
Opdrachten maken

Slide 2 - Slide

Hoe lang ben je al wakker?

Slide 3 - Mind map

Waar zit je nu?

Slide 4 - Mind map

Hoe heb je geslapen?
A
Heel goed
B
Prima
C
Kan beter
D
Slecht

Slide 5 - Quiz

Heb je al iets gegeten?
A
JA
B
NEE

Slide 6 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
werkwoorden: doe-woorden

Hele werkwoorden
lopen / slapen/ worden

Drie manieren van schrijven

Slide 7 - Slide

Voorbeelden
Zij (giechelen)....... de hele dag.
stam = giechel
Zij giechelt de hele dag.

De leraar (lopen).... de hele dag.
stam = loop
De leraar loopt de hele dag

Slide 8 - Slide

voorbeelden
Hij (antwoorden)...... snel op de vraag.
stam = antwoord
Hij = stam + t 
Hij antwoordt snel op de vraag.

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
De trainer (vinden) ....... dat goed.
stam = vind
de trainer = hij --> stam + t

De trainer vindt dat goed.

Slide 10 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat (gebeuren)beslist niet!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 11 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Het vliegtuig (landen) ... op tijd.
A
land
B
landt
C
landde
D
landen

Slide 12 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat bos (branden) ... helemaal af.
A
brand
B
branden
C
brandt
D
brandde

Slide 13 - Quiz

Opdracht
Maak de opdrachten van Spelling  persoonsvorm tt 
(opdracht 1 en 2)

Waar: magister ELO- opdrachten - spelling persoonsvorm tt

Tijd: 20 minuten
klaar: lever de opdracht weer in

Slide 14 - Slide