Quiz H1

Economie

Quiz Hoofdstuk 1
1 / 30
next
Slide 1: Slide
economieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Economie

Quiz Hoofdstuk 1

Slide 1 - Slide

Consumentenorganisaties testen producten van verschillende merken.

Wat is een andere taak van consumentenorganisaties?
A
Consumentenorganisaties bepalen hoe lang je garantie krijgt op een product.
B
Consumentenorganisaties geven advies aan winkeliers over de kwaliteit van producten.
C
Consumentenorganisaties geven uitleg over je rechten als consument.
D
Consumentenorganisaties maken wetten met regels over de veiligheid van producten.

Slide 2 - Quiz

Welk begrip past bij de volgende omschrijving:
Het geld waarover je kunt beschikken
A
loon
B
budget
C
consument
D
behoeft

Slide 3 - Quiz

Consumeren is het kopen van goederen of diensten om in je behoeften te voorzien.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Wat is een deugdelijk product?
A
Een product dat snel kapot gaat
B
Een product dat bij gewoon gebruik een redelijke tijd meegaat
C
Een product dat je moet ruilen omdat je niet tevreden bent
D
Een product dat gerepareerd is.

Slide 5 - Quiz

....... zijn tastbare producten, voorwerpen die je aan kunt raken.
A
goederen
B
diensten

Slide 6 - Quiz

Met reclame proberen winkeliers en fabrikanten aandacht te trekken voor hun producten. Ze hopen door die reclame meer te gaan verkopen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Commerciële beïnvloeding:
A
is beïnvloeding door reclame en verkopers op je koopgedrag.
B
is beïnvloeding door familie, vrienden en bekenden op je koopgedrag.

Slide 8 - Quiz

Je vriend is erg tevreden met zijn Iphone. Hij raadt jou ook deze telefoon aan.
A
Dit is sociale beinvloeding.
B
Dit is commerciële beïnvloeding.

Slide 9 - Quiz

Abonnement fitness
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven.
C
vaste lasten

Slide 10 - Quiz

Nieuwe auto
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven.
C
vaste lasten

Slide 11 - Quiz

Uitgaven voor het huishouden, voor persoonlijke verzorging, cadeautjes en uitgaan.
A
Dagelijkse uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 12 - Quiz

Uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen.
A
Dagelijkse uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 13 - Quiz

Alles wat je echt nodig hebt om te leven
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 14 - Quiz

Jan bakt een cake. Dit is een voorbeeld van zelfvoorziening.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Een fiets of een laptop gaan langere tijd mee. Dit noem je..
A
verbruiksgoederen
B
gebruiksgoederen

Slide 16 - Quiz

Tandpasta is een...
A
gebruiksgoed
B
verbruiksgoed

Slide 17 - Quiz

..... zijn niet-tastbare producten. Zo levert een fietsenmaker een dienst als hij jouw kapotte fiets repareert.
A
goederen
B
diensten

Slide 18 - Quiz

Zelf iets maken waarmee je in je eigen behoeften voorziet.
A
consumeren
B
zelfvoorziening

Slide 19 - Quiz

Een bekende consumentenorganisatie is de Consumentenbond.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Welk soort inkomen heb je als je bij een baas werkt?
A
loon
B
uitkering
C
zakgeld
D
winst

Slide 21 - Quiz

...... is een overzicht van je verwachte inkomsten en je verwachte uitgaven voor de komende periode.
A
schema
B
begroting
C
agenda
D
plenda

Slide 22 - Quiz

Consumentenorganisaties testen producten van verschillende merken. Zo’n test heet een
A
onderzoek
B
vergelijkend waren onderzoek
C
vergelijking onderzoek
D
kwaliteit test onderzoek

Slide 23 - Quiz

In de Warenwet staat dat een product niet schadelijk mag zijn voor ​ je gezondheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Een jaar heeft 11 maanden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Een jaar heeft 52 weken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Elke maand bestaat uit vier weken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Een jaar heeft vier kwartalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben, noem je een  ...
A
wens
B
behoefte
C
zelfvoorziening
D
luxe

Slide 29 - Quiz

Als consument heb je recht op een deugdelijk product.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz