Hoofdstuk 2, paragraaf 3

§ 2.3 Productiekosten
Wat voor een kosten komen er kijken bij de productie?

Belangrijk:
- vaste / constante kosten
- variabele kosten
- gemiddelde kosten
- marginale kosten
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§ 2.3 Productiekosten
Wat voor een kosten komen er kijken bij de productie?

Belangrijk:
- vaste / constante kosten
- variabele kosten
- gemiddelde kosten
- marginale kosten

Slide 1 - Slide

De productiefunctie geeft
A
de door consumenten uitgeoefende vraag naar goederen en diensten weer.
B
de door producenten aangeboden hoeveelheid goederen weer.
C
een overzicht van de productiekosten weer.
D
de relatie weer tussen inzet productiefactoren en bijbehorende productie.

Slide 2 - Quiz

Toenemende meeropbrengsten
Constante meeropbrengsten
Afnemende meeropbrengsten

Slide 3 - Drag question

In een fabriek wordt een machine bediend door een operator. Het inzetten van een extra machine met een extra operator zal leiden tot:
A
Toenemende meeropbrengsten
B
Constante meeropbrengsten
C
Afnemende meeropbrengsten

Slide 4 - Quiz

Als er in een fabriek sprake is van overbezetting zal het inzetten van een extra arbeidskracht leiden tot
A
Toenemende meeropbrengsten
B
Constante meeropbrengsten
C
Afnemende meeropbrengsten

Slide 5 - Quiz

De eerste medewerker produceert 100 producten per uur. Twee medewerkers produceren 300 producten per uur. Er is sprake van:
A
Toenemende meeropbrengsten
B
Constante meeropbrengsten
C
Afnemende meeropbrengsten

Slide 6 - Quiz

Constante & variabele kosten
Er zijn sprake van twee soorten kosten:
- Totale constante kosten (TCK): onafhankelijk van de verkochte hoeveelheid, blijven de kosten hetzelfde. Ze zijn dus onafhankelijk van de productieomvang.
- Totale variabele kosten (TVK): hoe meer je verkoopt, des te hoger kosten.

Slide 7 - Slide

Geef aan of het  gaat om vaste of een variabele kosten. 







Vaste kosten
Variabele kosten
Reclamekosten
Verzendkosten
Loon vast personeel
Huur
Grondstoffen

Slide 8 - Drag question

Gemiddelde kosten (GTK)
De gemiddelde kosten, zijn de kosten per product (ook wel 
kostprijs genoemd). 
Dit geeft weer wat het kost om één product te maken: GTK = TK / q

Slide 9 - Slide

Wat zijn ook alweer de marginale kosten en geef een voorbeeld
timer
1:00

Slide 10 - Open question

Marginale kosten (MK)
Extra kosten van de productie van het volgende product. 

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
TK = 0,5q + 5

GTK = GTK = (0,5q + 5) / q = 0,5 + 5/q

MK = 0,5 


Slide 12 - Slide

Oefensom
Gegeven is de totale kostenfunctie: TK = 5q2 + 20
Vul volgende tabel in:

Slide 13 - Slide

Marginale kosten
De marginale kosten zijn de extra kosten die een onderneming heeft als de productie met één eenheid wordt uitgebreid.


Slide 14 - Slide

Voorbeeld
Hoeveel nemen de kosten toe als de productie 
stijgt van 0 naar 1? ....
Dit zijn de marginale kosten.
Hoeveel zijn de marginale kosten 
als de productie stijgt van 1 naar 2? .....
Hoeveel zijn de marginale kosten als de productie stijgt van 5 naar 6? .....

Slide 15 - Slide

Voorbeeld (vervolg)
Hoeveel nemen de kosten toe als de productie 
stijgt van 0 naar 1? 5
Dit zijn de marginale kosten.
Hoeveel zijn de marginale kosten 
als de productie stijgt van 1 naar 2? 15
Hoeveel zijn de marginale kosten als de productie stijgt van 5 naar 6? 55

Slide 16 - Slide

Productiefunctie en (Marginale)kosten
Bekijk de productiefunctie en bijbehorende variabele kosten. 
Gegeven is 
verder dat de 
arbeidskosten  
gelijk zijn 
aan € 10 per 'a'.
Bereken de marginale kosten van de het vierde product

Slide 17 - Slide

Schaalvoordelen en gemiddelde kosten
Er is sprake van toenemende schaalvoordelen als de gemiddelde kosten dalen bij een uitbreiding van de productie. Je hebt dan een kostenvoordeel als je op grotere schaal produceert.
Uiteraard is er sprake van een afnemend schaalvoordeel als de gemiddelde kosten stijgen bij een uitbreiding van de productie.

Slide 18 - Slide

Hfst 2, paragraaf 3: vraag 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video