W2a-26012021

Deutsch Unterricht
26.01.2021
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Deutsch Unterricht
26.01.2021

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
- kurze Wiederholung

- Aktuelles

- Der Perfekt  (voltooid tegenwoordige tijd)

Slide 2 - Slide

Ergänze (vul in):
Ich mag ....... (mijn) Tiere sehr!
A
mein
B
meine
C
meinen

Slide 3 - Quiz

Ergänze:
Susi ist ........... (zijn) Hund.
A
dein
B
deine
C
sein
D
seine

Slide 4 - Quiz

Ergänze:
Anna und Hannes sind ....... (haar) Geschwister.
A
sein
B
seine
C
ihr
D
ihre

Slide 5 - Quiz

Ergänze:
Sind ......... (jullie) Eltern auch zum Fest gekommen?
A
ihr
B
ihre
C
euer
D
eure

Slide 6 - Quiz

Aktuelles
Klimawandel

https://www.zdf.de/kinder/logo/logo-am-montagabend-104.html

Slide 7 - Slide

Der Perfekt - v.t.t.
In het Nederlands hebben we verschillende soorten tijden die iets in het verleden aangeven.

Bijv.: voltooid tegenwoordige tijd

Slide 8 - Slide

Voltooid tegenwoordige tijd
Voorbeelden:
Ik heb het boek gelezen.
Hij is naar school gegaan.

Slide 9 - Slide

Waaruit bestaat de v.t.t.?

Slide 10 - Mind map

Voltooid tegenwoordige tijd
Wordt gemaakt met:
hebben / zijn   + voltooid deelwoord

Ook in het Duits:
haben / sein + voltooid deelwoord

Slide 11 - Slide

Je moet dus 2 dingen weten:

- de juiste vorm van haben/sein

- het juiste voltooid deelwoord

Slide 12 - Slide

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Duits?
(2 antwoorden)
A
zwak werkwoord: ge + stam + (e)t
B
sterk werkwoord: ge + stam + (e)t
C
zwak werkwoord: ge + stam + en
D
sterk werkwoord: ge + stam + en

Slide 13 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
kaufen?
A
gekauft
B
gekaufen
C
gekaufd

Slide 14 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
lesen
A
geliest
B
gelesen
C
geliesen
D
gelest

Slide 15 - Quiz

Een laatste: Wat is het voltooid deelwoord van - spielen?
A
gespielen
B
gespielt
C
gespield?

Slide 16 - Quiz

Belangrijk:
  • als een werkwoord in de voltooide tijd in het Nederlands hebben heeft, dan meestal in het Duits ook haben.

  • net zo met 'zijn'

  • het voltooid deelwoord staat normaal aan het einde van de zin

Slide 17 - Slide

Übersetze:
Hij heeft de les goed geleerd.
A
Er hat den Stoff gut gelernen.
B
Er ist den Stoff gut gelernt.
C
Er hat den Stoff gut gelernt.
D
Er ist den Stoff gut gelernen.

Slide 18 - Quiz

Fragen?
Hast du es
verstanden?

Slide 19 - Slide