GT-KB les 5.3 BS 3 Variatie in genotypen

Thema 5
Erfelijkheid en Evolutie
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 5
Erfelijkheid en Evolutie

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen:

1. Kort herhalen van de vorige les
2. Uitleg van Basisstof 3 Variatie in Genotypen
3. Maken van de opdrachten

Slide 2 - Slide

Het uiterlijk (de zichtbare eigenschappen) van een organisme is het:
A
fenotype
B
genotype
C
kan fenotype en genotype zijn
D
je erfelijke eigenschappen

Slide 3 - Quiz

Blauwe ogen hebben
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 4 - Quiz

Wat verandert er wel en wat niet?
A
wel: genotype niet: fenotype
B
wel: fenotype wel: genotype
C
wel: fenotype niet: genotype
D
niet: fenotype niet: genotype

Slide 5 - Quiz

In elke lichaamscel van
je lichaam zitten
A
46 genen
B
46 chromosomen
C
46 genen en 46 chromosomen
D
46 DNA ketens

Slide 6 - Quiz

Christopher en Vigo doen beide een uitspraak:

Christopher: 'Chromosomen bevatten veel genen'.

Vigo: 'Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA'.
A
Alleen Christopher heeft gelijk
B
Alleen Vigo heeft gelijk
C
Beide hebben ongelijk
D
Beide hebben gelijk.

Slide 7 - Quiz

BS 3 Variatie in genotype

Slide 8 - Slide

Lesdoelen:
  1. Je kunt uitleggen waarom iedereen een ander genotype heeft en hoe dat kan.
  2. Je kunt uitleggen hoe een genotype kan muteren en welk gevolg dat geeft. 
  3. Je kunt voordelen van het verschillende genotype opnoemen voor de overlevingskans van de mens.

Slide 9 - Slide

Gelijke en ongelijke genenparen
voor
gelijke genen
ongelijke genen

Slide 10 - Slide

Genen
  • Een DNA-verwantschapstest onderzoekt 
    genenparen die ongelijk zijn. De helft van 
    een genenpaar is afkomstig van de moeder, 
    de andere helft van de vader.

  • Als een genenpaar ongelijk is, 
    kan worden uitgezocht welk gen 
    van de vader of moeder komt.

Slide 11 - Slide

Dna verwantschap
  • De helft van de 
    genen van je vader en de 
    andere helft van je 
    moeder.
  • Kijk goed naar de
    Tabel!!




Slide 12 - Slide

  Geslachtelijke voortplanting
  • Door de mix van genotype van 2 personen komt er iedere keer een nieuwe mix van genotypen.
  • Geen enkel individu (plant, dier of mens) is gelijk aan elkaar

Voordeel:
  • Iedereen heeft andere sterke en zwakke punten. 

Slide 13 - Slide

Juist/onjuist: Als iedereen even gevoelig was voor het corona virus, zouden we allemaal overlijden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Hoe kan het dan dat we niet allemaal overlijden? (Sommige mensen worden niet eens ziek.)

Slide 15 - Open question

Dit geldt ook voor:
  1. Planten: Elke soort plant is gevoelig voor een andere plaag. Dus bij een plaag kan je kiezen voor planten die niet gevoelig zijn voor die plaag.
  2. Bacteriën zijn gevoelig voor antibiotica. Wanneer iemand niet de antibiotica kuur afmaakt, blijven de sterke bacteriën over. Als zij delen, verandert het DNA (muteren) zo dat de bacteriën niet meer gevoelig zijn. DIT IS ERG GEVAARLIJK!

Slide 16 - Slide

Wat is er gevaarlijk aan een bacterie die tegen antibiotica kan? (resistent)
A
Zij kunnen niet dood gemaakt worden
B
Zij kunnen alleen door het lichaam dood gemaakt worden
C
Zij veranderen tot een virus

Slide 17 - Quiz

Mutatie: een gen verandert
  • Niet alle mutaties zijn slecht. Mutatie zorgt voor aanpassingen in het lichaam. 
  • Een organisme waarbij een mutatie  zichtbaar is in het fenotype noemen  we een MUTANT
  •  Voorbeeld van mutatie: Albinisme
  • Door mutaties en geslachtelijke voortplanting
      ontstaat variatie in genotypen

Slide 18 - Slide

Mutagene factoren

Slide 19 - Slide

Kanker
Het ontstaan van
een kwaadaardig 
gezwel (tumor)

Slide 20 - Slide

Wat ga je doen:
  • Je gebruikt je tekstboek 2B
  • Je gaat lezen Basisstof 3 Variatie in genotypen. 
     (Kader blz 15 t/m 20 en GT blz 15 t/m 22)
  • In de digitale leeromgeving ga je maken:
  • GT Opdrachten 10 t/m 16 en de test jezelf
  • KB Opdrachten 10 t/m 12 en de test Jezelf

Slide 21 - Slide