wk 39 20212022 1P + 1N

timer
5:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

timer
5:00

Slide 1 - Slide

Terugblik
Fictie:
  • Je weet wat fictie en non-fictie is
  • Je weet wanneer we een verhaal realistisch noemen.

Slide 2 - Slide

Fictie
  • Je weet dat een verhaal onder te verdelen is bij 1 of meerdere genres
  • Je weet waar je een hoofd- en bijfiguur aan kunt herkennen.
  • Je weet hoe de eindopdracht eruitziet
  • Je weet de tijd van het verhaal te bepalen
  • Je weet wat de vertelde tijd.
  • Je weet welke technieken er zijn om een verhaal spannend te maken

Slide 3 - Slide

opdracht genres
Aan welk genre / welke genres zou jij jouw leesboek willen koppelen? 
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Hoofdpersoon en bijfiguur
Hoofdpersoon

  • Hier weet je het meest van
  • Je beleeft een groot deel van het verhaal vanuit deze persoon
  • Heeft een probleem of opdracht als doel
Bijfiguur

  • Kom je minder over te weten
  • Kan een helper en/of tegenstander zijn
Beschrijf 1 hoofdpersoon en 1 bijfiguur uit jouw boek.

Slide 5 - Slide

Tijd in verhalen
Om de tijd in een verhaal te achterhalen kijk je naar de volgende punten:

  • jaartal
  • historische figuren
  • historische gebeurtenissen
  • gewoontes, voorwerpen, kleding en eten
  • omgeving 

Slide 6 - Slide

Spanning blok 4 fictie
Er zijn 6 manieren om spanning in een verhaal aan te brengen:
  1. gevaarlijke omgeving
  2. gevaarlijke situatie
  3. onverwachte wending
  4. cliffhanger
  5. vermoeden
  6. uitstel

Slide 7 - Slide

Spanning
Je gaat luisteren naar een fragment uit het boek 'Test' van Mirjam Mous. Beantwoord de volgende vragen:
  • Welke spanningstechnieken ben je tegengekomen?
  • In welke tijd speelt dit verhaal zich af denk je?
  • Wie is de hoofdpersoon in dit verhaal? Waarom is dit je hoofdpersoon?
  • Bij welk genre zou je dit verhaal kunnen indelen?


Mirjam Mous 'Test' blz. 161 1hv

Slide 8 - Slide

Spelling
  • Je weet welke onderdelen extra aandacht nodig hebben: pv tt /     pv vt / vdw / inf
  • Je oefent met de regels van de lastige onderdelen
  • Je weet het verschil tussen de stam en de ik-vorm

Slide 9 - Slide

Stam en ik-vorm
stam: hele werkwoord -en        rennen --> renn
                                                               gapen --> gap

ik -vorm:                                            (ik) ren
                                                               (ik) gaap

Let op: de stam kan toevallig hetzelfde zijn als de ik-vorm: 
(ik) fiets                           (stam) fiets

Slide 10 - Slide

Noteer de stam van 'spelen'

Slide 11 - Open question

Noteer de stam van 'galoperen'

Slide 12 - Open question

Noteer de ik-vorm van 'haken'

Slide 13 - Open question

Noteer de ik-vorm van 'winkelen'

Slide 14 - Open question

Opdrachten maken
blz. 25 opdr 25 (t/m nr 6)

opdr 26

opdr 28 (vanaf zin 6)

opdr 30


regels dia 16 t/m 18 in schrift noteren + stel vragen.

blz. 25 opdr 25 

opdr 28 (t/m zin 6)


Slide 15 - Slide

Uitleg pv tt
Regel: werken

Hij (beantwoorden) de mail morgen.
De gemeente (verbreden) de weg komend kalenderjaar.
Mijn buurmeisje van 14 (worden) nog steeds naar school gebracht.
(Verantwoorden) jij je straks tegenover de rector? 

Slide 16 - Slide

Regel vdw
Regel: langer maken of 't x kofschip

De hond heeft de hele dag (beven).
Met contant geld betalen wordt niet meer over (accepteren). 
Dit bedrijf is afgelopen jaar (verbouwen). 

staat vaak achteraan de zin

begint vaak met ge/ver/be

Er staat altijd een vorm van worden, hebben of zijn in de zin.

Slide 17 - Slide

Regel pv vt
Regel: langer maken of 't x kofschip

De hond (beven) de hele dag toen hij was geopereerd.
Het (onweren) gisteren de hele dag. 
De agent (beboeten) zojuist de brommer voor te hard rijden.

Slide 18 - Slide

Afsluiting 
Huiswerk volgende les:

Leesboek meenemen

Blauw: vanaf blz. 25 maken opdr 25 (t/m nr 6),  26,  28 (vanaf zin 6) en opdr 30
Geel: regels dia 16 t/m 18 staan in schrift, vanaf blz. 25  maken opdr 25 en van 28 (t/m zin 6)

Slide 19 - Slide