Balans les 2 stad of platteland

Les 2: stad of platteland?
1 / 32
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 2: stad of platteland?

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kunnen jullie:
  1.  Kenmerken noemen van een      landelijk gebied.
  2.  Verschillen benoemen tussen stad en platteland.
  3.  De begrippen agglomeratie, stadsgewest en stedelijk gebied onderscheiden.

Slide 2 - Slide

Wat zijn kenmerken
van het platteland/landelijk gebied?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Voorziening in de stad
Voorziening op het platteland

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Slide

Als mensen verhuizen, noemen we dat migratie

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Verstedelijking rond Utrecht

  • Groei van kleinere dorpjes (voorsteden)  rondom Utrecht door suburbanisatie

Slide 9 - Slide

Gevolg suburbanisatie
Centrale stad

Agglomeratie: centrale stad met daaraan vastgegroeide dorpen en voorsteden 


Slide 10 - Slide

Gevolg suburbanisatie
Centrale stad

Agglomeratie: centrale stad met daaraan vastgegroeide dorpen en voorsteden 

Stadsgewest: Centrale stad en omliggende dorpen met onderling veel verbindingen


Slide 11 - Slide

Gevolg suburbanisatie
Centrale stad

Agglomeratie: Centrale stad met daaraan vastgegroeide dorpen en voorsteden 

Stadsgewest: Centrale stad en omliggende dorpen met onderling veel verbindingen

Stedelijk gebied: Meerdere aan elkaar vast gegroeide stadsgewesten

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Controle of we 
het begrepen hebben...

Slide 15 - Slide

Verhuizen van de ene woonplaats naar de andere woonplaats heet...
A
Urbanisatie
B
Migratie
C
Agglomeratie
D
Suburbanisatie

Slide 16 - Quiz

Een gebied met weinig bebouwing en veel open ruimte noem je...
A
Stad
B
Verstedelijking
C
Landelijk gebied
D
Agglomeratie

Slide 17 - Quiz

Een kenmerk van een landelijk gebied is...
A
Er zijn veel voorzieningen
B
Verstedelijking
C
Agglomeratie
D
Er zijn weinig voorzieningen

Slide 18 - Quiz

De groei van dorpen op het platteland door migratie vanuit een stad noem je?
A
Suburbanisatie
B
Urbanisatie
C
Stadsgewest
D
Randstad

Slide 19 - Quiz

Nieuwbouwwijken die aan een grote stad vast zijn gegroeid noem je?
A
Dorpen
B
Stadsgewesten
C
Voorsteden
D
Randstad

Slide 20 - Quiz

Een stad met daaraan vastgegroeide dorpen en voorsteden noem je?
A
Een stadsgewest
B
Een agglomeratie
C
De centrale stad
D
Een stedelijk gebied

Slide 21 - Quiz

Hoe noem je de belangrijkste stad van het stadsgewest?
A
De randstad
B
De centrale stad
C
Het stedelijk gebied
D
Re-urbanisatie

Slide 22 - Quiz

Een stad met voorsteden eromheen die onderling veel contact met elkaar hebben noem je?
A
Stadsgewest
B
Stedelijk gebied
C
Agglomeratie
D
Randstad

Slide 23 - Quiz

Als stadsgewesten (bijna) aan elkaar vastgegroeid zijn noem je dat?
A
Agglomeratie
B
Landelijk gebied
C
Een stedelijk gebied
D
De Randstad

Slide 24 - Quiz

Hoe noem je Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht samen?
A
Stadsgewest
B
De Randstad
C
Agglomeratie
D
Het Groene hart

Slide 25 - Quiz

Amsterdam
  • Bij Amsterdam denk je al snel aan de mooie grachtenpanden in het centrum van de stad: de historische binnenstad.
  • Daaromheen vind je oude woonwijken
  • De Kinkerbuurt is een van zulke oude woonwijken.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Over de Kinkerbuurt
  • De wijk is heel snel gebouwd, omdat Amsterdam heel snel groeide eind 19e eeuw.
  • De huizen bestaan uit grote woonblokken en zijn hoog (5 etages).
  • Er zijn nauwelijks tuinen, pleintjes of parken.
  • De woningsdichtheid is hoog (= aantal woningen per vierkante kilometer).

Slide 28 - Slide

Wie wonen er in de Kinkerbuurt?
Bekijk het plaatje hiernaast.

A. Huishoudens - hoeveel mensen wonen in een huis? → veel 1 persoonshuishoudens.
B. Leeftijdsopbouw = samenstelling van de bevolking naar leeftijdsgroepen. → In Klinkerbuurt meeste mensen 25-45 jaar; weinig ouderen.
C. Herkomst - Hebben mensen een migratieachtergrond = 1 of beide ouders in het buitenland geboren? 

Slide 29 - Slide

debat voeren
Stelling:
Ik woon liever in een stad dan in een dorp.

Slide 30 - Slide

Drie groepen:
1: voorstanders
2: tegenstanders
3: jury

Slide 31 - Slide

Opbouw debat
1. De voorstanders en tegenstanders bedenken argumenten waarom ze voor of tegen zijn (argumenten = redenen waarom het volgens jou is zoals jij het zegt). 
2: start debat: wil je wat zeggen, ga je staan, voorzitter (mevrouw Huisjes) geeft beurten. Je mag reageren op elkaars argumenten, met nieuwe argumenten komen of vragen stellen.
3: slotpleidooi
4: jury beslist wie heeft gewonnen

Slide 32 - Slide