Werkwoord être et avoir

Werkwoord être et avoir
1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoord être et avoir

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je de werkwoorden être et avoir correct gebruiken in het Frans.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over het werkwoord être et avoir?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Slide 6: être - Antwoorden
1. suis
2. sommes

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 7: avoir - Tegenwoordige tijd
J'ai
Tu as
Il/Elle/On a
Nous avons
Vous avez
Ils/Elles ont

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 8: avoir - Voorbeelden
J'ai un chien.
Tu as faim.
Il a vingt ans.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 9: avoir - Oefening
Vul de juiste vorm van avoir in:
1. Nous _______ une voiture.
2. Vous _______ chaud.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 10: avoir - Antwoorden
1. avons
2. avez

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 11: être et avoir - Verleden tijd
être: J'étais, Tu étais, Il/Elle/On était, Nous étions, Vous étiez, Ils/Elles étaient
avoir: J'avais, Tu avais, Il/Elle/On avait, Nous avions, Vous aviez, Ils/Elles avaient

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 12: être et avoir - Voorbeelden verleden tijd
Je suis allé(e) à Paris.
Tu avais faim hier soir.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 13: être et avoir - Oefening verleden tijd
Vertaal de volgende zinnen naar het Frans:
1. We waren moe.
2. Ik had een cadeau.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 14: être et avoir - Antwoorden verleden tijd
1. Nous étions fatigués.
2. J'avais un cadeau.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 15: être et avoir - Interactieve oefening
Kies de juiste vorm van être et avoir in de volgende zin:
Hier soir, je _______ fatigué(e) et j'_______ froid.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 16: être et avoir - Interactieve oefening (vervolg)
Juiste vormen: étais, avais

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 17: être et avoir - Gebruik in zinnen
Maak een zin met être en een zin met avoir en deel deze met de klas.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 18: être et avoir - Quiz
Beantwoord de volgende vragen:
1. Wat betekent être in het Nederlands?
2. Hoe vervoeg je avoir in de tegenwoordige tijd?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 19: être et avoir - Quiz (vervolg)
1. zijn
2. J'ai, Tu as, Il/Elle/On a, Nous avons, Vous avez, Ils/Elles ont

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 20: Samenvatting
Félicitations! Je hebt nu geleerd hoe je de werkwoorden être et avoir kunt gebruiken in het Frans.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 19 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 20 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 21 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.