1. Hormonen
1 / 16
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Noem verschillen tussen de werking van het hormoonstelsel en het zenuwstelsel
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Geef aan welk woord op de dikgedrukte plek in de zin moet komen te staan:
(1) Oestradiol is een peptide/steroïd hormoon, ...…
(2) ...… waarvoor doelwitcellen een intracellulaire/extracellulaire receptor hebben.
(3) Na binding van oestradiol aan de receptor wordt er wel/geen gebruik gemaakt van een second messenger.
(1) Oestradiol is een peptide/steroïd hormoon, ...…
(2) ...… waarvoor doelwitcellen een intracellulaire/extracellulaire receptor hebben.
(3) Na binding van oestradiol aan de receptor wordt er wel/geen gebruik gemaakt van een second messenger.
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Releasing hormonen en stimulerende hormonen hebben als doelwitorgaan...
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
28. Er is één hormoon dat zorgt dat je snel kunt reageren.
Welk hormoon is dat? En waar wordt dit hormoon gemaakt?
Welk hormoon is dat? En waar wordt dit hormoon gemaakt?
Slide 14 - Open question
(B) De nieren produceren het hormoon epo.
Wat is de functie van dit hormoon?
Wat is de functie van dit hormoon?
Slide 15 - Open question
Glucose kan worden omgezet in glycogeen door een hormoon. Welk hormoon?yu
