What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
voornaamwoorden
1 / 16
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
16 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Zoek de zelfstandig nw. in de volgende zin: Hij gaat elke dag op de fiets naar het Strabrechtcollege.
A
elke/dag/fiets
B
hij/dag/fiets/Strabrechtcollege
C
dag/fiets
D
dag/fiets/Strabrechtcollege
Slide 2 - Quiz
Zoek de bijvoeglijke naamwoorden in de volgende zin: Het gouden horloge viel in de net gebouwde stenen put.
A
gouden/stenen
B
gouden/gebouwde/ stenen
C
gouden
D
gebouwde/stenen
Slide 3 - Quiz
Zoek de zelfstandige en hulpwerkwoorden in de volgende zin: Wij zouden naar huis zijn gegaan.
A
hww=zouden/zijn zww=gegaan
B
hww=zouden zww=gegaan
C
hww=zouden zww=zijn gegaan
D
zww=zouden/zijn hww=gegaan
Slide 4 - Quiz
Zoek het infinitief in de volgende zin:
De leerlingen waren naar huis gaan lopen.
A
waren
B
lopen
C
gaan/lopen
D
waren/gaan/lopem
Slide 5 - Quiz
1) Wat zijn voornaamwoorden?
2) Welke voornaamwoorden gebruiken we in het Nederlands?
3) Maak voor jezelf een lijstje
Zoek
op
Voornaamwoorden
Slide 6 - Slide
Voornaamwoorden.
Waarvoor gebruik je ze?
Je gebruikt ze in plaats van andere woorden.
Het woord 'voor' bij voornaamwoord betekent hier 'in plaats van',
Je verwijst met voornaamwoorden naar andere woorden die eerder gebruikt zijn.
Je moet dat goed doen anders wordt de zin onbegrijpelijk.
Slide 7 - Slide
Acht voornaamwoorden
Verwijst naar zelfstandig naamwoorden.
1e persoon ben jezelf-ik
2e persoon iem. met wie je praat
3e persoon iem. waarover je praat
Geeft bezit aan. Staat meestal meteen voor zelfst. nw.
Wijst naar iets. Kan alleen staan of meteen voor zelfst. nw.
Persoonlijk vnw.
Bezittelijk vnw.
Aanwijzend vnw.
Niet elk vraagwoord is een vragend voornaamwoord.
Vragend vnw.
Heeft betrekking op woord dat er vlak voor staat.
Betrekkelijk vnw.
Geeft iets vaags aan.
Onbepaald vnw.
Alleen het woordje 'elkaar'.
Wederkerig vnw.
Hoort bij het wederkerend werkwoord
Wederkerend vnw.
Slide 8 - Slide
-geeft bezit aan
-staat bijna altijd meteen voor zelfstandig naamwoord
-weet je het niet zeker?: vervang door MIJN
-heeft twee vormen
-als onderwerp
-als voorwerp (lv en mw.vw)
-wordt gebruikt in plaats van zelfstandig naamwoorden.
-weet je het niet zeker? Vervang het woord door je eigen naam.
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Slide 9 - Slide
Er zijn er vier
Die
-
dit
-
dat-deze
Staan vaak meteen voor een zelfstandig naamwoord
Kunnen ook zelfstandig gebruikt worden bijvoorbeeld:
Voorbeeld: Geef
dat
eens aan!
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 10 - Slide
Wederkerend voornaamwoord
hoort bij wederk. ww. VOORBEELD
verwijs naar onderwerp
keert terug(weder) naar ow.
niet zeker? wederk. ww. in
3e persoon zetten-ZICH
ik was me
wij wassen ons
je wast je
jullie wassen je
hij wast zich
zij wassen zich
Slide 11 - Slide
Wederkerig voornaamwoord
gaat om wederzijdse relatie
woordjes: elkaar/elkander zijn wederkerig
wederkerig=keert terug naar elkaar
Slide 12 - Slide
1)De kleine juf gaf ons een proefwerk.
2)Heeft hij mijn nieuwe jas gestolen?
Benoem elk woord in deze zinnen
Slide 13 - Slide
2)
heeft=hww
jij=psv
mijn=bzv
jas=bn
gestolen=zww
1)
de- lw
kleine = bn
juf=zn
gaf=zww
ons=psv
een=lw
proefwerk=zn
Slide 14 - Slide
Betrekkelijk voornaamwoord
Slide 15 - Slide
Onbepaald voornaamwoord
Slide 16 - Slide
More lessons like this
zelfstudie voornaamwoorden
February 2022
- Lesson with
10 slides
voornaamwoorden
January 2021
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
voornaamwoorden
April 2022
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
voornaamwoorden 1
November 2019
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
taalkundig herh 2 voornaamwoorden
January 2021
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
taalkundig herh bn zn ww/vnw 2
February 2022
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Peroonlijk, bezittelijk en betrekkelijk voornaamwoord
December 2022
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Voornaamwoorden (wederkerend, wederkerig, persoonlijk, bezittelijk)
October 2024
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2