Herhalings les 4, thema 6

Herhalings les 4, thema 6
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhalings les 4, thema 6

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen
Steeds krijgen jullie een stukje uitleg waarna we de vragen samen gaan maken van het HW
Dit doen we via LessonUp, dus iedereen moet mee doen. 
Je mobiel mag je alleen gebruiken het moment dat je de vraag invult. Ben je klaar met de vraag dan leg je je mobiel weer neer. 

Aan het einde van de les is er een Exitvraag

Slide 2 - Slide

6. Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren

Slide 3 - Slide

Wat zijn abiotische factoren?

Slide 4 - Open question

Wat zijn biotische factoren?

Slide 5 - Open question

7. Je kunt de niveaus van ecologie beschrijven
Niveaus 
  • Individu
  • Populatie
  • Levensgemeenschap
  • Ecosysteem  

Slide 6 - Slide

Zet de niveaus van ecologie van klein naar groot.           (1 = de kleinste, 4 = de grootste)
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Levensgemeenschap

Populatie

ecosysteem

individu

Slide 7 - Drag question

Welk niveau van de ecologie wordt beschreven?
Op de Veluwe leven wilde zwijnen die zich onderling voortplanten. Samen vormen ze een
De populaties van de verschillende soorten op de Veluwe vormen een
De Veluwe is een voorbeeld van een
Een enkel organisme noem je een
levensgemeen-schap
individu
populatie
ecosysteem

Slide 8 - Drag question

8. Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren

Te veel voedsel, weinig vijanden

Te veel vijanden,
te weinig voedsel

Genoeg voedsel,
Genoeg vijanden

Slide 9 - Slide

Optimumkromme (hoort ook bij leerdoel 8)

Schommelingen in de natuur.
Abiotische factoren kunnen veranderen, heel warm of heel koud. 

De overlevingskans kun je per soortbepalen via een optimumkromme. In welke factoren kan de soort het beste overleven.


Slide 10 - Slide

Wat is een biologisch evenwicht?
A
De populatiegrootte schommelt om een evenwichtswaarde heen.
B
Geboorte, sterfte en migratie zorgen voor een biologisch evenwicht.
C
antwoord A en B zijn goed
D
Antwoord A en B zijn beiden fout.

Slide 11 - Quiz

9. Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun omgeving
Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijndEen lichaamsvorm waardoor ze weinig weerstand hebben in het water
*Gladde huid (schubben en slijm)
*Kop romp en staart gaan in elkaar over
* Vinnen voor voortbeweging

Daardoor kunnen zij sneller door het water bewegen.

Niet alleen vissen hebben dit maar ook sommige zoogdieren (dolfijnen).

Slide 12 - Slide



Er zijn verschillende manieren waarop dieren warmte kwijt raken.

Welke aanpassing heeft de olifant om af te koelen?
A
Grote oren
B
Zomervacht
C
Luchtstroom
D
Dikke vetlaag

Slide 13 - Quiz

Schutkleur van een dier is een aanpassing aan de leefomgeving
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Landzoogdieren (Ld 9)
Bij verschillende landzoogdieren zijn de poten aangepast op de ondergrond
*Zoolgangers: zachte ondergrond
*Teengangers: katachtigen
*Hoefgangers: harde ondergrond

Slide 15 - Slide

Teenganger
Zoolganger
Hoefganger

Slide 16 - Drag question

teenganger
zoolganger
hoefganger

Slide 17 - Drag question

Vogels (Ld 9)
Steltlopers, Roofvogels, Zangvogels en Watervogels

Slide 18 - Slide

Snavels bij vogels

Deze vogel heeft een snavel om een grotere prooi te vangen.

Deze vogel haalt zijn voedsel uit de natte bodem.

Deze vogel kan met zijn snavel goed zaden open maken


Deze vogel zeeft het water op zoek naar kleine diertjes en plantjes.

Met deze snavel kan de vogel insecten uit boomschors halen.

Slide 19 - Drag question

10. Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun omgeving

  • dik waslaagje; verdamping tegen
  • huidmondjes diep verzonken
  • weinig huidmondjes om verdamping tegen te gaan
  • 's nachts open; min mogelijk verdamping
  • behaard; waterdamp langer blijven
  • vetplantjes; water in bladeren
  • cactussen; water in stengels en uitgebreid wortelsysteem

Slide 20 - Slide

Waterplanten in vochtige omgeving
 waterlelie:
wortels zitten in modder, geen lucht

---> zuurstof via huidmondjes (alleen bovenkant blad) door luchtkanalen in stengel naar wortels.

Planten die volledig in het water leven hebben GEEN huidmondjes

Slide 21 - Slide

Aanpassingen aan het licht
3 soorten planten

  • zonplanten: veel zon nodig
  • schaduwplanten: groeien onder bomen voorjaarsbloeiers
  • klimplanten: hechtwortels, gastheer 

Slide 22 - Slide

Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel

Slide 23 - Quiz

Wat is geen aanpassing voor planten om fotosynthese uit te kunnen voeren?
A
waterplanten groeien in de bovenste waterlaag
B
waterplanten hebben een wortel
C
Waterplanten hebben bladgroenkorrels

Slide 24 - Quiz