This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom
4 MAVO || 2022-2023
Hoofdstuk 2 - Geld genoeg?
Exameneenheid Consumptie
Slide 1 - Slide
Programma
Vorige les
Lesdoelen
Theorie
Aan de slag
Evaluatie
Slide 2 - Slide
Verschillende kredietvormen
Slide 3 - Slide
Welke verschillende kredietvormen weet je nog?
Slide 4 - Open question
Consumptief krediet
Als je geld leent voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen dan spreek je van een consumptief krediet.
Slide 5 - Slide
Persoonlijke lening:
je leent een bedrag en betaalt dat terug in een afgesproken aantal termijnen dat elke maand gelijk blijft.
Slide 6 - Slide
Doorlopend krediet:
je mag lenen tot een maximumbedrag (de kredietlimiet). Je mag dat in één keer lenen, maar ook in gedeeltes. Alleen over het deel dat je opneemt, betaal je rente. Je betaalt af in termijnen.
Slide 7 - Slide
Salariskrediet:
je mag op je betaalrekening tot een afgesproken bedrag rood staan. De hoogte ervan hangt af van je salaris.
Slide 8 - Slide
In termijnen betalen
Koop op afbetaling:
je koopt een product en betaalt het in een afgesproken aantal termijnen terug. Je bent meteen eigenaar van het product.
Huurkoop:
je koopt een product, maar je wordt pas officieel eigenaar ervan nadat je alle afgesproken termijnen hebt betaald.
Lease:
je huurt een product en betaalt een maandelijks bedrag.
Slide 9 - Slide
Hypothecaire lening
Voor de aankoop van een huis kun je een hypothecaire lening (hypotheek) afsluiten.
Omdat het om veel geld gaat, dient het huis als onderpand voor de bank. De bank kan het huis verkopen als de rente en aflossing niet worden betaald.
Een hypotheek heeft meestal een looptijd van dertig jaar.
Als woningeigenaar kun je een deel van de betaalde hypotheekrente via de belastingdienst terugkrijgen.
Slide 10 - Slide
Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je:
- De geldfuncties beschrijven en herkennen
- Uitleggen hoe banken bemiddelen bij vraag naar en aanbod van geld
Slide 11 - Slide
Soorten geld
Chartaal geld:
Contant geld of cash is tastbaar: munten en bankbiljetten. Het contante geld dat bij personen, bedrijven en instellingen in gebruik is, heet officieel chartaal geld. Contant geld dat bij banken in de kluis ligt, telt niet mee.
Giraal geld:
Geld dat op bankrekeningen staat, is niet tastbaar. Het geld dat bij banken op betaalrekeningen staat, heet officieel giraal geld. Geld op spaarrekeningen telt niet mee.
Slide 12 - Slide
Wat kan je allemaal met geld? Welke functies heeft geld?
Slide 13 - Open question
Functies van geld
Ruilmiddel: je koopt of verkoopt goederen of diensten met geld.
Rekenmiddel: je kunt de waarde van verschillende producten met elkaar vergelijken.
Spaarmiddel: je geeft een deel van je inkomen niet uit, zodat je het later kunt gebruiken
Slide 14 - Slide
Elektronisch betalen
Geld overmaken van de ene bank naar de andere bank
Drie manieren:
met internetbankieren
bij een webwinkel. Je betaalt bijvoorbeeld via iDeal, PayPal, Afterpay of via een creditcard.
bij een betaalautomaat met je pinpas pincode of contactloos
Slide 15 - Slide
Creditcard
Je kunt een creditcard krijgen als je 18 jaar of ouder bent.
Bij aankopen met een creditcard worden je betalingen meestal aan het eind van de maand van je rekening afgeschreven.
Soms mag je er langer over doen om het voorgeschoten bedrag aan de creditcardmaatschappij terug te betalen. Je betaalt dan wel rente over dat bedrag.
Slide 16 - Slide
Creditsaldo
‘in de plus’
positief saldo
Debetsaldo
‘in de min’
‘negatief saldo’
Rekeningafschrift
Slide 17 - Slide
De bank en het betalingsverkeer
Banken hebben een belangrijke taak in het betalingsverkeer. Ze verbinden tussen:
- vraag naar geld en
- aanbod van geld.
Hoe beter het gaat met de economie, hoe meer geld er heen en weer stroomt.