Week 3-2

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Meneer HotPot
Ik Ben _____gay_____
Hij Is _____________
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Meneer HotPot
Ik Ben _____gay_____
Hij Is _____________

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy? 
(Wat gaan wij vandaag doen?)
1. PLENDA
2. Huiswerk nakijken
3. BRON D: De voltooid tegenwoordige tijd (LET OP: Goed begrijpen en maak er aantekeningen over.)
4. BRON E: Frases clave






.


Slide 2 - Slide

Reglas de la clase
1. Eten/ drinken
2. Telefoon in je tas of in je broekzak
3. Chromebook opgeladen
4. Te laat komen
5. RESPECT EACH OTHER!

Slide 3 - Slide

Los objetivos  het doel
Después de esta clase ....Na deze les.....
--Kan ik werkwoorden in de voltooid tegenwoordige tijd vervoegen.

Slide 4 - Slide

De voltooid tegenwoordige tijd
1.  Wat is de presente perfecto?
2. De vorm van de presente perfecto.
3. Wanneer gebruik je presente perfecto?
4. Signaalwoorden.
Presente perfecto

Slide 5 - Slide

Huiswerk nakijken
Presente perfecto

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Voltooid Tegenwoordije Tijd
(Nederlands)

ETEN
Ik heb gegeten

ZIJN (ZICH BEVINDEN)
Ik ben in New York geweest

Voltooid Tegenwoordije Tijd
(Nederlands)

COMER
Yo he comido

ESTAR
Yo he estado en Nueva York

Slide 8 - Slide

 Presente perfecto
Persona
Verbo auxiliar
Hulp werkwoord
Participio
Voltooid deelwoord
Participio
Voltooid deelwoord
Participio
Voltooid deelwoord

Haber(hebben)


Hablar(praten)

Comer(eten)

Vivir(leven/wonen)
Yo
he
hablado
comido
vivido
has
hablado
comido
vivido
Él - ella - usted
ha
hablado
comido
vivido
Nosotros -Nosotras
hemos
hablado
comido
vivido
Vosotros - Vosotras
habéis
hablado
comido
vivido
Ellos - ellas - ustedes 
han
hablado
comido
vivido

Slide 9 - Slide

Hoe maak je een zin in het Spaan in het Voltooid tegenwoordige tijd?

1. Kijk naar het werkwoord: Is het met AR, ER of IR?
2. Vervoeg het werkwoord
3. Gebruik een van de tijdsaanduidingen¨

VOORBEELD:




estar - zich bevinden

Ella ha estado en España.
Zij is in España geweest.

Slide 10 - Slide

Hoe maak je een zin in het Spaan in het Voltooid tegenwoordige tijd?

1. Kijk naar het werkwoord: Is het met AR, ER of IR?
2. Vervoeg het werkwoord
3. Gebruik een van de tijdsaanduidingen¨

VOORBEELD:




comer - eten

Yo he comido pizza
Ik heb pizza gegeten

Slide 11 - Slide

Hoe maak je een zin in het Spaan in het Voltooid tegenwoordige tijd?

1. Kijk naar het werkwoord: Is het met AR, ER of IR?
2. Vervoeg het werkwoord
3. Gebruik een van de tijdsaanduidingen¨

VOORBEELD:



ir - gaan

Nosotros hemos ido al supermercado
We zijn naar de winkel gegaan.

Slide 12 - Slide

Hoe maak je een zin in het Spaan in het Voltooid tegenwoordige tijd?

1. Kijk naar het werkwoord: Is het met AR, ER of IR?
2. Vervoeg het werkwoord
3. Gebruik een van de tijdsaanduidingen¨

LET OP: NIET VERGETEN
HE, HAS, HA, HEMOS, HABÉIS, HAN

NEDERLANDS:
Ik kaas gegeten

Ik heb kaas gegeten

OOK IN HET SPAANS!!!
Yo comido queso 

Yo he comido queso

 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Tijdsaanduidingen Voltooid Tegenwoordige tijd in het Spaans
.
.
.
.
Bijvoorbeeld (ETEN- COMER):
Ik heb vandaag pizza gegeten
Hoy yo he comido pizza / Hoy he comido pizza.

Slide 15 - Slide

Tijdsaanduidingen Voltooid Tegenwoordige tijd in het Spaans
.
.
.
.
Bijvoorbeeld 2 (LEREN: APRENDER):
Ik heb nooit Japans geleerd
Nunca yo he aprendido japonés / Nunca he aprendido japonés.

Slide 16 - Slide

Tijdsaanduidingen Voltooid Tegenwoordige tijd in het Spaans
.
.
.

ONREGELMATIGE WERKWOORDEN.
Bijvoorbeeld 3 (VER: zien):
Ik heb nooit de film "COCO" gezien
Nunca yo he visto la película "COCO" / Nunca he visto la película "COCO".

Slide 17 - Slide

Voltooid Tegenwoordige tijd

ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
DEZE WERKWOORDEN MOET JE ONTHOUDEN!
Voorbeeld:
Abrir (openen)
Yo he abrido la puerta.

Yo he abierto la puerta.
Ik heb de deur geopend. 

Slide 18 - Slide

Maak een zin met het regelmatige werkwoord ¨estar¨ - zich bevinden

Slide 19 - Open question

Maak een zin met het regelmatige werkwoord ¨ir¨ - gaan

Slide 20 - Open question

Maak een zin met het onregelmatige werkwoord ¨ver¨ - zien

Slide 21 - Open question

¡Hasta la próxima clase!

Slide 22 - Slide