V4 Latijn 13 november 24

V4 Latijn
13 November 24
1 / 14
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

V4 Latijn
13 November 24

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
HH vorming conjunctivus praesens
Vorming conjunctivus imperfectum
Weektaak

Slide 2 - Slide

Vorming conjunctivus praesens
Kijk in je woordenboek of je grammatica: hoe wordt de conj. praes.  gevormd?
  • Bedenk een zo kort en toch zo volledig mogelijke instructie voor de vorming van de conjunctivus praesens 
  • van álle conjugaties, 
  • act. én pass.
Schrijf je instructie op.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Gebruik conjunctivus praesens in hoofdzinnen
  • aansporing: laten we zwemmen!
  • beleefd verbod / afraden (+ ne) : laten we niet zwemmen!
  • wens (vaak + utinam) : moge hij winnen!
  • twijfel (met vraagwoord): wat zouden we moeten/kunnen doen?
  • Mogelijkheid: iemand zou kunnen vragen...

Slide 6 - Slide

Gebruik conjunctivus praesens in hoofdzinnen
  • aansporing: adhortativus
  • beleefd verbod / afraden (+ ne) : prohibitivus
  • wens (vaak + utinam) : optativus
  • twijfel (met vraagwoord): dubitativus
  • Mogelijkheid: potentialis

Slide 7 - Slide

Vorming conjunctivus imperfectum
Kijk in je woordenboek of je grammatica: hoe wordt de conj. impf.  gevormd?
  • Bedenk een zo kort en toch zo volledig mogelijke instructie voor de vorming van de conjunctivus imperfectum
  • van álle conjugaties, 
  • act. én pass.
Schrijf je instructie op.

Slide 8 - Slide

Conjunctivus in de bijzin
  • ca. 90% van de conjunctivi wordt in de bijzin gebruikt.
  • Anders dan in de hoofdzin, krijgt de conjunctivus in de bijzin vaak geen extra betekenis.
  • Gewoon vertalen als een indicativus is dus meestal goed

Slide 9 - Slide

Gebruik conj. in de bijzin:

  • doelaangevend / finalis
  • indirecte vraag / obliquus
  • onwerkelijkheid / irrealis

Slide 10 - Slide

Conj. obliquus
Afhankelijke of indirecte vraag / indirecte rede
Vergelijk:
Hij vraagt: 'Wie roept daar?'  Rogat: 'Quis vocat?'
Hij vraagt wie daar roept. Rogat quis vocet.

Zij wil weten:  'Waarom rent hij?' Scire vult: 'Cur currit?'
Zij wil weten waarom hij rent: Scire vult cur currat.

Slide 11 - Slide

Gebruik conj. impf.
  • irrealis van het heden: conj. impf.
       = een niet-werkelijkheid op het moment van spreken
  • Vaak in voorwaardelijke bijzin afh. van si (als...)

Si ego rex essem, omnia meliora essent - Als ík (nu) koning was (zou zijn), was alles (nu) beter / zou alles (nu) beter zijn.

Slide 12 - Slide

Conj. finalis
Betrekkelijke bijzin + conj.
om te + / die moet (-en)
Caesar milites mittit, qui urbem inspectant (ind.)
Caesar stuurt soldaten die de stad inspecteren
Caesar milites mittit, qui urbem inspectent (conj.)
Caesar stuurt soldaten die de stad moeten inspecteren / om de stad te inspecteren

Slide 13 - Slide

Conj. finalis (vt)
Betrekkelijke bijzin + conj.
om te + / die moest (-en)
Caesar milites misit, qui urbem inspectabant (ind.)
Caesar stuurde soldaten die de stad inspecteerden
Caesar milites misit, qui urbem inspicerent (conj.)
Caesar stuurde soldaten die de stad moesten inspecteren / om de stad te inspecteren

Slide 14 - Slide