This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Wat doen we vandaag?
Vragen 20C en/of toetsweek
Nieuwe grammatica
Intro H. 21
Kleuren 21A
Slide 1 - Slide
Vragen 20C en/of toetsweek?
Slide 2 - Open question
Modus Conjunctivus
De conjunctivus is een modus, net als de indicativus, imperativus en infinitivus.
De indicativus geeft feitelijke informatie.
De conjunctivus geeft meestal aan:
aarzelingen, vervulbare wensen, onvervulbare wensen, mogelijkheden, aansporingen en vriendelijke bevelen.
De conjunctivus komt voor in de hoofdzin en de bijzin.
Slide 3 - Slide
Conjunctivus Praesens
De conjunctivus imperfectum en plusquamperfectum zijn eerder besproken (infinitivus [perfectum] + uitgang).
Vorming conjunctivus praesens:
stam + kenletter + uitgang (activum of passivum)
Kenletter = a, maar e bij de a-stammen.
tenere > tene > tene-a-m of tene-a-r
amare > ama > am-e-m of am-e-r
Slide 4 - Slide
Conjunctivus Perfectum
Vorming conjunctivus perfectum:
perfectumstam + uitgang
de uitgangen zijn vrijwel gelijk aan het futurum exactum
amare > ama-v > amav-erim, amaveris, etc.
Passivum: ppp + conjunctivus van esse
Zie blz. 138 en 139.
Slide 5 - Slide
Conjunctivus in hoofdzinnen
Adhortativus: aansporing. Vertaling: "laten we...". Ontkenning: ne.
Optativus: wens, vaak met utinam. Vertaling "moge(n)". Conjunctivus praesens: de wens vervulbaar. Conjunctivus imperfectum. of plusquamperfectum + utinam: de wens is onvervulbaar. Ontkenning: ne.
Slide 6 - Slide
Conjunctivus in hoofdzinnen
Prohibitivus: verbod. ne + conj. perfectum: "doe niet".
Potentialis: mogelijk of waarschijnlijk. Vertaling: "zou". Ontkenning: non. Vaak na voorwaardelijke bijzin. Bijzonder: mogelijkheid in het verleden: je had kunnen...
Irrealis: gebeurtenis in het verleden heeft niet plaatsgevonden. Vertaal met "zou" of een verleden tijd.
Slide 7 - Slide
Conjunctivus in de bijzin
Conjunctivus + ut:
doel (opdat) of gevolg (zodat)
Conjunctivus + cum:
toen/nadat, omdat of hoewel.
Conjunctivus + qui (hoofdstuk 20):
doel (opdat) of gevolg (dat)
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Slide 10 - Video
Slide 11 - Video
Opdracht bij de tekst
Kleur in elke zin:
De persoonsvorm.
Andere werkwoordsvormen in een andere kleur.
Alle Nominativi in een andere kleur.
Alle directe en indirecte objecten ieder in een andere kleur.
(Dus: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp).
Slide 12 - Slide
Aan het werk.
Leer de woorden en grammatica t/m 20A.
Maak de vragen bij de "De Onderwereld.
Kleur 21A, a, b, c, d.
Leer de woordjes 2 t/m 17.
Dit is ook huiswerk.
Slide 13 - Slide
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 14 - Open question
Wat is nog onduidelijk? Waar wil je meer over weten?