week 2 les 2

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

edpuzzle.com

• Les devoirs
• La grammaire
• écouter

Le but: à la fin de ce cours:

• kan ik het werkwoord 'aller' vervoegen in de tegenwoordige tijd en het toepassen in zinnen
• heb ik geoefend met luisteren in het Frans

Les devoirs

leren: apprendre 2

Je krijgt zo een paar korte zinnen die gaan over de woorden in de woordenlijst. Probeer ze zo goed mogelijk te vertalen.

Schrijf de juiste vertalingen op

De winkel is open

Il y a beaucoup de circulation

Het boek is interessant

J'habite dans un appartement au-dessus d'un supermarché

Klaar? Vertaal dan deze zinnen:

Het stadscentrum is ver weg

Ik zoek het strand

Geef je antwoorden aan de persoon achter of voor je

Je ziet zo de juiste antwoorden

Kijk het na voor je klasgenoot

Geef een tip en een top aan je klasgenoot

Antwoorden

Le magasin est ouvert

Er is veel verkeer

Le livre est intéressant

Ik woon in een appartement boven de supermarkt

Le centre-ville est loin

Je cherche la plage

Vraag 2

a. Je n'habite pas loin du centre-ville (regel 3) - vrai

b. Dans ma rue, il y a beaucoup de magasins (regel 4) - vrai

c. Ce n'est pas calme, mais j'aime bien ça (regel 6, 7) - faux

mais = maar

Vraag 3

Mais moi, je vais au collège à pied (regel 10)

antwoord = A

Vraag 4

en face de - tegenover

au coin de - op de hoek van

Vraag 5

au- dessus de - boven

Vraag 6

un appartement au deuxième étage - regel 25

un escalier de 100 marches - regel 26

Vraag 11

Lundi

Mardi

Mercredi

Jeudi

Vendredi

Samedi

Dimanche

Welke werkwoorden hebben we geleerd?

zijn

hebben

regelmatige ww -er

La grammaire

Blz 118

Wat betekenen de twee zinnen bij exercice 8A?

Kijk naar het rijtje van aller

Welke overeenkomsten zie je met de werkwoorden

être

avoir

regelmatige ww -er

Ils/elles sont - zij zijn

ils / elles ont - zij hebben

ils/ elles vont - zij gaan

tu es - jij bent

tu as - jij hebt

tu vas - jij gaat

il a - hij heeft

il va - hij gaat

nous avons - wij hebben

nous allons - wij gaan

vous avez - jullie hebben

vous allez - jullie gaan

Hoe nooit meer vergeten?

Door er veel mee te oefenen

Door de rijtjes goed uit je hoofd te leren!

Exercice 8A3

Welke vorm van 'aller' hoor je?

Au travail

Maken 8b, 8c

Klaar? Maak exercice 8e

• Les devoirs
• La grammaire
• écouter

Le but: à la fin de ce cours:

• kan ik het werkwoord 'aller' vervoegen in de tegenwoordige tijd en het toepassen in zinnen
• heb ik geoefend met luisteren in het Frans

Wat betekent ´indiquer le chemin´?

1. de weg vragen
2. de weg wijzen

Vertaal:
linksaf

1. à gauche
2. à droite
3. sur votre gauche
4. sur votre droite

Vertaal:
Neem de tweede straat rechts

1. Prenez la deuxième rue à droite
2. Prenez la troisième rue à droite
3. Prenez la deuxième rue à gauche

Hoe zeg je dat iemand de eerste straat links moet nemen?

1. Vous allez tout droit
2. Vous prenez la première rue à droite
3. Vous tournez à gauche
4. Vous prenez la première rue à gauche

Schrijf in je schrift

Les devoirs

woensdag: leren apprendre 3 - werkwoord aller

Herhaal de werkwoorden être en avoir

vrijdag: leren 4 en werkwoord aller