Werkwoordsoorten

4.7 grammatica 
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord 
Hulpwerkwoord 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.7 grammatica 
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord 
Hulpwerkwoord 

Slide 1 - Slide

Terugblik vorige les 
  • Werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde
  • Koppelwerkwoorden 

Slide 2 - Slide

Vandaag 
  • Werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde herhalen
  •  Zelfstandig werkwoord hulpwerkwoord en koppelwerkwoord 

Slide 3 - Slide

Wat is een naamwoordelijk gezegde?
A
Hij heeft gegeten.
B
Hij heeft een zusje gekregen.
C
Hij heeft corona.
D
Hij is een vrolijke Frans.

Slide 4 - Quiz

Bij een naamwoordelijk gezegde...
A
...is het onderwerp iets.
B
...doet het onderwerp iets.

Slide 5 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
gekeken.
Het werkwoordelijk gezegde
We 
hebben
vanavond
een serie 

Slide 6 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 7 - Drag question

Zww, hww, kww
  • Zelfstandig werkwoord: heeft een duidelijke betekenis, kan in z'n eentje het gezegde zijn. Ontbijten, rennen, werken.
  • Koppelwerkwoord: heeft geen duidelijke betekenis, kan nooit in z’n eentje het gezegde zijn, vormt het gezegde samen met een zinsdeel dat iets zegt over het onderwerp: dit gezegde heet een naamwoordelijk gezegde (ng);• maximaal één per gezegde. Worden, zijn en blijven.
  • Hulpwerkwoord:  heeft geen duidelijke betekenis, vormt het gezegde met een zelfstandig werkwoord of met een koppelwerkwoord.

Slide 8 - Slide

Parijs IS een prachtige stad.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 9 - Quiz

Mijn ouders ZIJN heel aardig geweest.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 10 - Quiz

Die jongen BLIJKT een taaie.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 11 - Quiz

Op Instagram STAAT een rare foto.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 12 - Quiz

Later WORDT mijn broer tandarts.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 13 - Quiz

Gisteren heb ik een nieuw bed GEKOCHT.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 14 - Quiz

Hij ZOU graag rector gebleven zijn.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 15 - Quiz

Hij zou graag rector gebleven ZIJN.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 16 - Quiz

Hij zou graag rector GEBLEVEN zijn.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 17 - Quiz

Wij
Koppelwerkwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
hadden
moeten 
kunnen
lopen

Slide 18 - Drag question

hulpwerkwoord
koppelwerkwoord
Hij is bleek geworden.
Zij is een docent. 
Hij blijkt grappig te zijn.
Zij is een optimist gebleven.
De fietser werd misselijk.
Hij wil agent worden.

Slide 19 - Drag question

Koppelwerkwoord
zelfstandig werkwoord
De man is in bed
De man is blij
De vrouw blijft praten
De vrouw blijft thuis

Slide 20 - Drag question

Slide 21 - Slide

4.7 grammatica 
Opdracht 6, 7 en 8 
Huiswerk voor vandaag was: 4.7 opdracht 1,3,4 en 5
Ben je klaar? Schrijf dan even voor jezelf op wat je moeilijk vindt van H3 en H4. 

Slide 22 - Slide