Ik zie een bloem. De bloem is rood van kleur. Ik _______ (plukken) de bloem. De bloem geef ik aan mam.
Slide 11 - Open question
De jongens stonden voor de deur. Ze waren hun sleutel kwijt. De jongens __________ (kloppen) op de deur. Hun vader deed de deur open.
Slide 12 - Open question
Sarah staat voor de kast. Ze pakt een boek. Sarah __________ (lezen) het boek. Het boek is mooi.
Slide 13 - Open question
Ik ____________ (pakken) mijn boek. Het was een mooi boek. Ik las het boek uit. Toen pakte ik nog een boek.
Slide 14 - Open question
Ik __________ (pakken) mijn boek. Het was een mooi boek. Ik las het boek uit. Toen pakte ik nog een boek.
Slide 15 - Open question
Jeroen, Koen en Lisa speelden verstoppertje. Jeroen en Koen _______________ (verstoppen) zich in de schuur. Lisa kon ze niet vinden. Jeroen maakte daarom een geluidje.
Slide 16 - Open question
Bas ging museum. Hij ______ (kopen) een kaartje. Het museum is groot. Bas ____________ (rennen) langs alle zalen.
Slide 17 - Open question
Gisteren ging de klas op schoolreisje naar een pretpark. De klas ________ (reizen) met de bus. De achtbaan was een leuke attractie. Niet alle kinderen __________ (durven) in de achtbaan.
Slide 18 - Open question
Martijn speelde op het schoolplein. Hij ____________ (springen) van de schommel. Martijn ____________ (kneuzen) zijn enkel. Zijn enkel doet nog steeds pijn.
Slide 19 - Open question
Het examen was slecht gemaakt. Dit nieuws ____________ (verspreiden) zich als een lopend vuurtje.
Slide 20 - Open question
Hij was een goede docent. Hij ____________ (voorbereiden) zijn lessen altijd goed voor.
Slide 21 - Open question
Hij werkte in de tuin. Hij ____________ (pletten) de grond met zijn voeten.
Slide 22 - Open question
Schrijfopdracht
inleiding - kern - slot Schrijfplan:
inleiding: pakkend voorbeeld, aanleiding
alinea's met verschillende onderwerpen
denk na over de volgorde
slot: het moet duidelijk zijn dat dit het einde is: een oproep, een groet, een korte samenvatting
Slide 23 - Slide
Schrijven
- samenhang (u/je)
- alineaopbouw: begin met de kernzin - signaalwoorden en verbindingswoorden - woordenschat: afwisseling