2.4 bevruchting en zwangerschap

1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Naleven regels...
- Plaatsnemen volgens plattegrond
- telefoons in telefoontas op nummer (gebruik=lesverwijdering!)
- Stappenplan:
  1: naam op bord
  2: streepje erachter = strafwerk
  3: 2-de streepje = lesverwijdering + uur nakomen
- Grensoverschrijdens gedrag? --> direct lesverwijdering!

Slide 2 - Slide

BS 2.4: bevruchting en zwangerschap

Slide 3 - Slide

Planning
-herhalen 2.3 'veranderingen in de puberteit'
- Leerdoelen
- Uitleg BS 2.4
- Opdrachten maken

Slide 4 - Slide

Gemaakt huiswerk
opdrachten 1, 2, 3, 5, 6 en 7
(controle)

Slide 5 - Slide

Leerdoelen
  • Je moet beschrijven welke veranderingen er plaats vinden in het lichaam van de vrouw net voor en na de bevruchting
  • Je kunt de verschillen in de functie van zaadcellen en eicellen noemen.
  • Je moet de embryonale ontwikkeling kunnen beschrijven.
  • Je kunt beschrijven hoe eeneiige en twee-eiige tweelingen ontstaan.


 

Slide 6 - Slide

Door hoeveel zaadcellen kunnen eicellen maximaal bevrucht worden?
A
1
B
2
C
23
D
46

Slide 7 - Quiz

Waardoor deelt een bevruchte eicel zich in meerdere cellen?
A
Meiose
B
Mitose
C
Reductiedeling
D
Gewone celdeling

Slide 8 - Quiz

Hoeveel chromosomen hebben deze cellen?
A
23
B
46
C
46 chromosoomparen
D
Geen

Slide 9 - Quiz

Pak het boek!
Blz 98

Slide 10 - Slide

Bevruchting
  • Een eicel blijft na de ovulatie maar 12 tot 24 uur in leven
  • Een zaadcel kan in het lichaam van de vrouw 3 dagen in leven blijven

Slide 11 - Slide

Zoek de verschillen!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Waardoor blijft het baarmoederslijmvlies heel na bevruchting?
A
Doordat het klompje cellen het heel houdt
B
Doordat de placenta aangemaakt wordt
C
Doordat er hormonen aangemaakt worden bij de vrouw
D
Doordat de embryo hormonen maakt

Slide 15 - Quiz

Embryonale ontwikkeling

  1. Embryo neemt zuurstof en voedingsstoffen op uit baarmoederslijmvlies
  2. Placenta wordt gevormd
  3. Navelstreng wordt aangelegd
  4. Vruchtvliezen en vruchtwater wordt gevormd

Slide 16 - Slide

Waar is de placenta mee verbonden?
A
Bloed van de baby
B
Bloed van de moeder
C
Navelstreng
D
Longen van de baby

Slide 17 - Quiz

Placenta
  • Ontwikkelt zich in de baarmoeder, op de plek waar het klompje cellen zich heeft ingenesteld.
  • Placenta maakt hormonen die de hypofyse remmen --> geen hormonen meer voor de rijping van follikels en geen eisprong
  • Dus bloed van baby en moeder mengen niet

 

Slide 18 - Slide

Een kind in de buik heet tot 3 maanden een ...(1)... en daarna heet het een ...(2)...
A
1. foetus 2. embryo
B
1. foetus 2. baby
C
1. embryo 2. baby
D
1. embryo 2. foetus

Slide 19 - Quiz

Baby in de buik
Tot 3 maanden: embryo
Na 3 maanden: foetus

Bloed van de moeder stroomt NIET door baby

Navelstreng, placenta, vruchtwater, vruchtvliezen en embryo zijn ontstaan uit de bevruchte eicel

Slide 20 - Slide

Hoe krijgt een baby in de buik zuurstof?
A
Door te ademen
B
De navelstreng is een soort rietje naar buiten
C
Via de aders in de navelstreng
D
Een ongeboren baby heeft geen zuurstof nodig

Slide 21 - Quiz

Navelstreng
Navelstrengader: vervoert zuurstofrijk bloed en voedingsstoffen van de placenta naar het embryo


Navelstrengslagaders: vervoeren zuurstofarm bloed en afvalstoffen van het embryo naar de placenta

Slide 22 - Slide

Wat is/zijn functie(s) van de vruchtvliezen en vruchtwater?
A
Bescherming tegen uitdroging
B
Bescherming tegen stoten
C
Gaat temperatuur-schommelingen tegen
D
Allemaal

Slide 23 - Quiz

Vruchtvliezen en -water

Zorgt voor bescherming tegen stoten, temperatuur-schommeling en uitdroging.
In het vruchtwater kan het embryo zich makkelijk bewegen!

Slide 24 - Slide

Welke stelling over eeneiige tweelingen is niet waar?
A
Komen uit twee eicellen en twee zaadcellen
B
Hebben dezelfde chromosomen
C
Zijn altijd hetzelfde geslacht
D
Zitten samen in de vruchtvliezen

Slide 25 - Quiz








Eeneiige tweeling: ontstaan uit één eicel, beide kinderen hebben precies dezelfde chromosomen dus zien er vaak bijna hetzelfde uit. 2 jongens óf 2 meisjes!
Twee-eiige tweeling: ontstaan uit twee eicellen, beide kinderen hebben andere chromosomen dus zien er niet hetzelfde uit. Kan een jongen en een meisje zijn.

Slide 26 - Slide

Huiswerk
BS 2.4: opdrachten 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 8

Slide 27 - Slide