K3D Les 14-12-2022 Grammar 9 Present SimplevsContinuous

Startklaar
Ik heb mijn boeken bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak
Ik eet en drink niet in de klas


1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Startklaar
Ik heb mijn boeken bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak
Ik eet en drink niet in de klas


Slide 1 - Slide

Leerdoelen

- Ik kan praten over bijbaantjes en geld uitgeven

Slide 2 - Slide

Grammar 9
Page 71 in your textbook 

Page 20 + 21 in your workbook - exercises 27 + 28

Slide 3 - Slide

Present Simple
Tegenwoordige tijd

Alleen bij she/he/it krijgt het werkwoord een –s uitgang. Bij de andere vormen/personen doe je niets.

He talks too much
We talk too much



Slide 4 - Slide

Geef de juiste werkwoordsvorm: He .... too much in class.
A
talk
B
talks
C
talked
D
toolk

Slide 5 - Quiz

Geef de juiste werkwoordsvorm: They .... on holiday next week
A
goes
B
goed
C
go
D
went

Slide 6 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: She .... (eat) bread and salad.

Slide 7 - Open question

Present Continuous
Duurvorm tegenwoordige tijd:

Am/are/is + ww+ing

I am cleaning my house
She is walking on the street
They are sleeping in class




Slide 8 - Slide

Geef de juiste werkwoordsvorm: I ... ... to my friend right now.
A
is talking
B
are talking
C
am talk
D
am talking

Slide 9 - Quiz

Geef de juiste werkwoordsvorm: We ... ... home by car.
A
am driving
B
are driving
C
is driving
D
go driving

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: It ... ... (rain), so I won't go outside.

Slide 11 - Open question

Wanneer gebruik je ...
Present Simple
Bij feiten, gewoonten, regelmatigheden (dingen die vaak gebeuren)

She sleeps at night
They usually talk on the phone
It is never cold in July
We always wear a seatbelt in the car





Slide 12 - Slide

Wanneer gebruik je ...
Present Continuous
Bij dingen die NU gebeuren of als iets je irriteert.

She is shouting at me
We are driving so fast
He is playing a game right now

Slide 13 - Slide

Exercise 27
1    works
2    does
3    are playing
4    eat
5    is baking
6    wears
7    is taking
8    drink
9    send
10    is sleeping





Slide 14 - Slide

Exercise 28
1     clean
2     am tidying it up
3     go
4     am having
5     eat
6     plays
7     meet




Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Digi
- English Essentials
- Stepping Stones online
- Quizlet (studiewijzer)

Slide 17 - Slide