Persoonsvorm t.t.

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

  • Ik ken de verschillende vormen van de pv in de tegenwoordige tijd

Slide 2 - Slide

welke woorden klinken hetzelfde, maar zijn anders geschreven?

Slide 3 - Mind map

Houd = persoonsvorm      Hout = een ding
Houdt = persoonsvorm

Slide 4 - Slide

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 5 - Slide

Tegenwoordige tijd
1. Ik-vorm (aangepaste stam)
2. Ik-vorm + t
3. Hele werkwoord


Bekijk de regels en leer goed wanneer je welke vorm gebruikt!
Vormen

Slide 6 - Slide

1. Ik-vorm

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 7 - Slide

2. Ik-vorm + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de ik-vorm + t




jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 8 - Slide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 9 - Slide

let op!

Slide 10 - Slide

gebruik het werkwoord WORDEN
Ilse .... volgende week 14 jaar

Slide 11 - Open question

Ilse wordt volgende week 14 jaar 

Ilse loopt volgende week 14 jaar

Slide 12 - Slide

Gebruik het werkwoord RIJDEN
......jij met de fiets of met bus naar school?

Slide 13 - Open question

Rijd jij met de fiets of bus naar school? 

Loop jij met de fiets of bus naar school?

Slide 14 - Slide

even oefenen
Gebruik het overzicht op blz. 146

Slide 15 - Slide

(spelen t.t.) 1. Het jongetje ....... in de zandbak.

Slide 16 - Open question

(zwemmen t.t.) 2. De kinderen ...... in het koude water.

Slide 17 - Open question

(wandelen t.t.) 3. Je ..... daar niet graag, hé?

Slide 18 - Open question

(nemen t.t.) 4. ...... je liever de andere weg?

Slide 19 - Open question

(redden t.t.) 5. Mijn zus ......... het wel dit schooljaar.

Slide 20 - Open question

(worden t.t.) 6. Jesse ..... bijna 10.

Slide 21 - Open question

(gooien t.t.) 7. Ank en Anja .... de bal naar elkaar over.

Slide 22 - Open question

(spelen t.t.) 8. Het elftal ........ vandaag thuis.

Slide 23 - Open question

(schudden t.t.) 9. Hij ...... de oplossing zo uit zijn mouw.

Slide 24 - Open question

(vinden t.t.) 10. .......... jij dat een leuke band?

Slide 25 - Open question

Herhaling PV TT
1. Het feest ........... uitgesteld. (zijn)
2. Deze wedstrijd ............ mij ontzettend. (vervelen)
3. Mijn zusjes .............. niet meer in Sinterklaas. (geloven)
4. ................. hij dat wel leuk om te doen? (vinden)
5. Mila ............... te weinig tijd aan haar huiswerk. (besteden)

Slide 26 - Slide

  • We gaan een Quizizz doen
  • Over de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
  • Pak je telefoon en ga naar www.joinmyquiz.com
  • De code hoor je van mij 

Slide 27 - Slide