Grammaire 1bkt & 1th

Bonjour
1 / 48
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Bonjour

Slide 1 - Slide

Programme
Uitleg toets
Uitleg grammatica
Questions?



Slide 2 - Slide

Toets Grammaire ch5 t/m ch7
Chapitre 5: Bron C Het bijvoegelijk naamwoord pagina 64
                        Bron F Les nombres t/m 2000 pagina 67
                        Bron H Het werwoord Aller pagina 70

Chapitre 6: Bron C Het werkwoord Faire pagina 80

Chapitre 7: Bron C De plaats van het bijvoegelijk voornaamwoord pagina 96
                        Bron H à of de + bepaald lidwoord pagina 102



Si tu as encore des questions: demande à ton enseignante!

Slide 3 - Slide

les buts
  • Aan het einde van de les begrijp ik het bijvoegelijk naamwoord in het Frans
  • Aan het einde van de les kan ik het werkwoord aller vervoegen.
  • aan het einde van deze les ken je de vervoegingen van het werkwoord 'faire=doen/maken'
  • aan het einde van de les begrijp ik à/de + bepaald lidwoord

Slide 4 - Slide

ALLER (=gaan)

Slide 5 - Slide

Werkwoord: ALLER
Werkwoord: ALLER

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

je vais  = ik ga
tu vas = jij gaat
il va = hij gaat
elle va = zij gaat
on va = men gaat
             / we gaan


nous allons = wij gaan
vous allez = jullie gaan               / U gaat
ils vont = zij gaan  [mannelijk]
elles vont = zij gaan  [vrouwelijk]

Slide 8 - Slide

Let op
"il" kan ook door een mannelijke naam vervangen worden
zoals Pierre, Paul, Jacques...

"elle" kan ook door een vrouwelijke naam vervangen worden
zoals Jeanine, Antoinette, Marie-Thérèse...

Slide 9 - Slide

Let op
"ils" kan ook vervangen worden door bijvoorbeeld :
Pierre et Jacques vont au cinéma.

"elles " kan ook vervangen worden door bijvoorbeeld :
Louise et Lucie vont à la plage.

Slide 10 - Slide

Let op
Als er een jongensnaam en een meisjesnaam bij elkaar  komen dan schrijf je / zeg je = ILS 

Pierre et Marie vont à la piscine = 
ILS vont à la piscine.

Slide 11 - Slide

Tu (aller)
A
vais
B
as
C
es
D
vas

Slide 12 - Quiz

Martin....au marché.
A
va
B
vont
C
vas
D
vais

Slide 13 - Quiz

Isabelle et Benjamin ....
au restaurant
A
vais
B
vont
C
va
D
allons

Slide 14 - Quiz

Mes parents.......en vacances.
A
allez
B
va
C
vont
D
allons

Slide 15 - Quiz

Mon frère et moi....au collège.
A
vont
B
allons
C
va
D
vais

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Le verbe aller au futur proche

Slide 18 - Slide

Futur proche = aller + infinitief

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

faire du shopping

Slide 22 - Slide

Wat betekent tennissen?
A
faire du tennis
B
faire du cheval
C
faire de la danse
D
faire de la boxe

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Schrijf op in het Frans aan welke sport je doet.
1. Je fais du foot
2. Je fais de la natation
3 Je fais du cheval / Je fais de l'équitation
4. Je fais du hockey
5. Je fais du volley
6. Je fais de la danse
7. Je fais du badminton
8. Je fais du handball.
9. Je fais de la gymnastique.
10. je fais du karaté.
11. Je ne fais pas de sport. 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

nous
vous

je
tu
ils
elle
font
fait
fais
faisons
fais
faites

Slide 27 - Drag question

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 28 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 29 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 30 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Het geeft extra informatie over dat zelfstandig naamwoord.


Slide 31 - Slide

Nederlands
In het Nederlands is het bijvoeglijk naamwoord hetzelfde voor enkelvoud/meervoud, mannelijk/vrouwelijk. Bijvoorbeeld:

Mijn broer (man. ev.) is groot.
Mijn zus (vr. ev.) is groot.
Mijn broers (man. mv.) zijn groot.
Mijn zussen (vr. mv.) zijn groot.

Slide 32 - Slide

Frans
Maar, let op! In het Frans past het bijv. nw. zich aan aan het zelfstandig naamwoord. Kijk maar:

Mon frère est grand.                      = man. ev
Ma soeur est grande.                    = vr. ev
Mes frères sont grands.               = man. mv
Mes soeurs sont grandes.           = vr. mv

Slide 33 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Un film intéressant.
Une série intéressante.
Deux films intéressants.
Deux séries intéressantes.

  • Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan. 

Slide 34 - Slide

Kies het juiste antwoord.
Léa est une fille ______________ (blond).
A
blonde
B
blond

Slide 35 - Quiz

Uitzondering 1:

Eindigt een bijvoeglijk nw. al op een –e? Dan hoef je in de vrouwelijke vorm er niet nog een extra –e bij te zetten.

Ties est timide.
Sophie est timide. (en niet: Sophie est timidee).
Ties est calme.
Sophie est calme. (en niet: Sophie est calmee).

Slide 36 - Slide

Uitleg:
De basisvorm is: triste (verdrietig).
Bij Ties (mannelijk enkelvoud) komt er niets bij, dus het wordt:
Ties est triste.

Bij Sophie (vrouwelijk enkelvoud) komt er normaal gesproken een -e bij. Maar omdat triste al op een -e eindigt hoeft dat niet.
Dus ook hier: Sophie est triste.

Slide 37 - Slide

Uitzondering 2:
Eindigt een bijvoeglijk nw. al op een –s? Dan hoef je er bij man. mv. er niet nog een extra –s bij te zetten.

le garçon français
la fille française
les garçons français (en dus niet: françaiss)
les filles françaises

Slide 38 - Slide

Uitleg
Cheveux = mannelijk meervoud.
Dus eigenlijk krijg je +s = griss.

Maar: door de uitzondering blijft het gris.

Slide 39 - Slide

à + bepaald lidwoord

Slide 40 - Slide

de + bepaald lidwoord

Slide 41 - Slide

Voorzetsels DE en À + lidwoord
de (van, uit) en 
à (bij, aan, op, in, naar van)

veranderen soms na een bepaald lidwoord - le, la, l', les

Slide 42 - Slide

à + le   = au       Je vais au docteur          Ik ga naar de dokter
à + la   = à la     Je vais à la pharmacie  Ik ga naar de apotheek
à + l'    = à l'        Je reste à l'hôtel             Ik blijf in het hotel
à + les = aux     J'ai mal aux jambes       Ik heb pijn in mijn benen

Alleen à + le
              à + les    veranderen!!

Slide 43 - Slide

ongeveer hetzelfde gebeurt bij...
de + le =  du        L'adresse du docteur    Het adres van de dokter   
de + la =  de la    Le doigt de la main        De vinger van de hand
de + l'   =  de l'     Le ventre de l'homme   De buik van de man
de + les = des     La santé des femmes   De gezondheid van de                                                                                                                         vrouwen
Ook hier veranderen alleen de + le en de + les

Slide 44 - Slide

even oefenen...
C'est la maison____________ médecin. (van de dokter)
C'est la maison ___________ infirmière. (van de verpleegster)

J'ai été ____________ anniversaire de Jean. (op de verjaardag)
Elle a été___________ tour Eiffel? v    (op de Eiffeltoren)
Tu as téléphoné ____________parents de Meryam? 

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Video

Toets Grammaire ch5 t/m ch7
Chapitre 5: Bron C Het bijvoegelijk naamwoord pagina 64
                        Bron F Les nombres t/m 2000 pagina 67
                        Bron H Het werwoord Aller pagina 70

Chapitre 6: Bron C Het werkwoord Faire pagina 80

Chapitre 7: Bron C De plaats van het bijvoegelijk voornaamwoord pagina 96
                        Bron H à of de + bepaald lidwoord pagina 102



Si tu as encore des questions: demande à ton enseignante!

Slide 47 - Slide

Questions?

Slide 48 - Slide