3KC - Leestekens en lastige woorden.

Hoofdstuk 1
Taalverzorging
Formuleren

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
stil lezen 
(nos, boek, artikel etc.)

(Jas aan de kapstok, 
niet eten tijdens de les.)

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 1
Taalverzorging
Formuleren

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
stil lezen 
(nos, boek, artikel etc.)

(Jas aan de kapstok, 
niet eten tijdens de les.)

Slide 1 - Slide

Wat gaan we 
vandaag doen?
  • Punten, komma's, aanhalingstekens, uitroep- en vraagtekens herhalen.

  • Uitleg over lastige woorden.

  • Zelfstandig aan het werk met opdracht 1 & 2.

  • Oefenen met LessenUp.

  • De les afsluiten.

Slide 2 - Slide

De vorige les:
Hoofdletters

Slide 3 - Slide

De vorige les:
Hoofdletters
  • Aan het begin van een zin
  • Bij namen: Stijn van Dam, Utrecht, Kruidvat, Adidas, Pasen
  • Aardrijkskundignamen: Noord-Brabantse, Afrikaanse

Slide 4 - Slide

De vorige les:
Hoofdletters
Wanneer niet?

Bij namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken. 

Slide 5 - Slide

De vorige les:
.!?
Aan het eind van iedere zin gebruik je of een punt (.), uitroepteken (!) of een vraagteken (?).

Slide 6 - Slide

De vorige les:
.!?
Leer jezelf om een zin te beginnen met een hoofdletter en te eindigen met een punt.

Op de toetsen bij Nederlands kan je hierop een hoger cijfer scoren.

Slide 7 - Slide

De vorige les:
,
Wanneer gebruik je de komma?

Tussen delen van: opsommingen.

Na een naam of uitroep aan het begin van een zin. (BAH, wat stinkt het hier!)

Slide 8 - Slide

De vorige les:
,
In een samengestelde zin: 
- Tussen twee persoonsvormen
- Voor een voegwoord zoals: maar, nadat, omdat, terwijl, want.

Let op! Je gebruikt nooit een komma voor het woord en.

Slide 9 - Slide

De vorige les:
Citaat
De leraar zei: 'Dit is een citaat'.

Een citaat plaats je tussen: 'Aanhalingstekens' en eindig je met een punt.

Slide 10 - Slide

Dit kan/ken ik aan het einde van deze les:
  • Lastige werkwoorden op de juiste manier gebruiken;
  • Hoofdletters, punten, vraagtekens en komma's gebruiken.

Slide 11 - Slide

Lastige werkwoorden:
Kun jij kennen en kunnen uitklaar houden? 

Weet jij het verschil tussen liggen en leggen?

Slide 12 - Slide

Lastige werkwoorden:
Kennen: Iets weten of geleerd hebben. Lijkt op herkennen.

Kunnen: In staat zijn om iets te doen. Bijvoorbeeld ik kan heel goed spellen.

Liggen: Op een bank kun je liggen

Leggen: Een baby leg je op de bank te slapen.

Slide 13 - Slide

Aan de slag met:
  • H1 Taalverzorging Leestekens (Blz 28.)

Hoe? Per laptop

Vragen:
Ik loop door het lokaal om je vraag te beantwoorden. Ik kom vanzelf bij je 
langs.

Wat te doen als je klaar bent:
  • H1 Taalverzorging Spelling (Blz. 30)

Voor hoe lang?




Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



timer
10:00

Slide 14 - Slide

Een komma (,) kan je gebruiken om een 'pauze' in een zin aan te geven.
A
Dat klopt.
B
Dat klopt niet.

Slide 15 - Quiz

Plaats de leestekens op de juiste plaats:
help een dief

Slide 16 - Open question

Iets wat letterlijk wordt gezegd heet een:
A
Quote
B
Citaat
C
Interview

Slide 17 - Quiz

Namen van dagen en maanden schrijven we met een hoofdletter.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 18 - Quiz

Gebruik de juiste leestekens bij het citaat: Wim fluisterde: Biologie is een saai vak.

Slide 19 - Open question

... u, onze toets snel nakijken?
A
Kent.
B
ken.
C
Kunnen.
D
Kunt.

Slide 20 - Quiz

De volgende les:
Maandag gaan we de toets nabespreken.

Volgende week donderdag komt mevrouw Boels de les observeren.

In week 27 vindt de toets taalverzorging plaats. De exacte dag wordt nader bepaald.


Slide 21 - Slide