What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
A2 - l'Adjectif
A2 - L'Adjectif
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
A2 - L'Adjectif
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
In welk van deze zinnen staat een bijvoeglijk naamwoord?
A
Ma tante habite à Paris.
B
Il veut acheter des vêtements.
C
Sa copine est très intélligente.
D
Au bout de la rue, il y a une boulangerie.
Slide 3 - Quiz
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in onderstaande zin?
"La table est blanche"
A
La
B
table
C
est
D
blanche
Slide 4 - Quiz
Wat is het bijvoeglijk naamwoord ?
"Les beaux garçons veulent inviter les filles pour le dîner"
A
garçons
B
beaux
C
pour
D
inviter
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Aan de slag!
Faire ex. 16d, p. 104/3.5 digitaal
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
De '-er' van bijvoorbeeld 'kleiner', 'leuker' en 'sneller' vertalen de Fransen met:
A
aussi
B
moins
C
plus
Slide 13 - Quiz
Hoe zeg je "Pierre is het kleinst"?
A
Pierre est petit.
B
Pierre est plus petit.
C
Pierre est le plus petit.
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Hoe vertalen de Fransen 'dan' en 'als' in een vergelijking?
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Hoe vertaal je "Marie est plus petite que Pierre"?
A
Marie is groter dan Pierre.
B
Marie is kleiner dan Pierre.
C
Marie is even groot als Pierre.
D
Mijn oom is dol op worteltjestaart.
Slide 18 - Quiz
Hoe vertaal je "Le train est plus vite que la voiture"?
A
De auto is sneller dan de trein.
B
De trein is sneller dan de auto.
C
De trein is even snel als de auto.
D
De trein is langzamer dan de auto.
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Hoe vertaal je "Hij heeft slecht geslapen"?
A
Il a pire dormi.
B
Il a mal dormi.
C
Il a mangé plusieurs baguettes.
D
Il a plus mauvais dormi.
Slide 22 - Quiz
Hoe zeg je "Hij heeft slechter geslapen dan zij"?
A
Il a pire dormi qu'elle.
B
Il a plus mal dormi qu'elle.
C
Il a plus pire dormi qu'elle.
D
Il a le plus pire dormi qu'elle.
Slide 23 - Quiz
Maak nu:
Faire:
5.5 grammaire II:
ex. 16A, B, C, D, E
Apprendre:
apprendre 1 t/m 5
Slide 24 - Slide
More lessons like this
A3 - unité 5 - bvn en vergelijkingen
May 2020
- Lesson with
12 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
week 7 havo 3
February 2024
- Lesson with
28 slides
Les comparaisons 3 Havo
September 2023
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Les degrés de comparaison
May 2024
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
week 7 havo 3
February 2024
- Lesson with
27 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
La semaine 21 (24 - 28 mai)
May 2021
- Lesson with
34 slides
Frans
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3
Grammaire III, U.2
January 2023
- Lesson with
32 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Répétition du comparatif et explication du superlatif
May 2024
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3