DISK werkwoorden: zullen, willen, mogen, kunnen, hoeven

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Grammatica DISK

werkwoorden:

kunnen, mogen, willen, zullen

Uit: van A tot Zin --> 1.3

klassikale uitleg + 

Opdracht voor  leerlingen op weg naar A1

Opdracht  voor leerlingen op weg naar A2

Van A tot Zin 

Doel :
Je vervoegt de werkwoorden

kunnen, mogen, willen en zullen

in de tegenwoordige tijd correct.

kunnen

de regels

Welke zin is goed?

1. Kan je morgen komen?
2. Kunnen je morgen komen?

Welke zin is goed?

1. U kunt goed schrijven.
2. U kunnen goed schrijven.

Welke zin is goed?

1. Kunnen ik betalen?
2. Kan ik betalen?

Welke zin is goed?

1. John en Ali kan in de keuken helpen.
2. John en Ali kunnen in de keuken helpen.

mogen

de regels

Welke zin is goed?

1. Julia mag haar moeder helpen.
2. Julia mogen haar moeder helpen.

Welke zin is goed?

1. Jullie mag mag hier even wachten.
2. Jullie mogen hier even wachten.

Welke zin is goed?

1. Mag we u iets vragen?
2. Mogen we u iets vragen?

Welke zin is goed?

1. Mag ik de auto van Ali gebruiken?
2. Mogen ik de auto van Ali gebruiken?

Welke zin is goed?

1. De kinderen mag tv kijken.
2. De kinderen mogen tv kijken.

willen

de regels

Welke zin is goed?

1. Jullie wil de trein nemen.
2. Jullie willen de trein nemen.

Welke zin is goed?

1. Je wil zaterdag voetballen.
2. Je wilt zaterdag voetballen.

Welke zin is goed?

1. Hij wil graag helpen.
2. Hij wilt graag helpen.

Welke zin is goed?

1. Wil u mij helpen?
2. Wilt u mij helpen?

zullen

de regels

Welke zin is goed?

1. Zal we een biertje drinken?
2. Zullen we een biertje drinken?

Welke zin is goed?

1. Je hebt een nieuw huis. Je zal wel blij zijn.
2. Je hebt een nieuw huis. Je zullen wel blij zijn.

Welke zin is goed?

1. Het is warm. Zal jullie genoeg drinken?
2. Het is warm. Zullen jullie genoeg drinken?

Welke zin is goed?

1. Ik zal een kop koffie voor je kopen.
2. Ik zullen een kop koffie voor je kopen.

Het werkwoord "hoeven"

• Het betekent: iets is niet verplicht, het moet niet of het is niet nodig.

• Het werkwoord "hoeven" gebruik je met "geen", "niet" of "niets"

• Moet je hier een helm op?   Nee, dat hoeft niet.

• Wil je nog koffie?   Nee, ik hoef geen koffie meer.

• Moet je hier iets kopen?   Nee, je hoeft hier niets te kopen.

Vul een vorm van HOEVEN, MOETEN of WILLEN in.

Nu .............. jullie eens goed luisteren.

Vul een vorm van HOEVEN, MOETEN of WILLEN in.

Op het examen .............. je echt niet alles te weten.

Vul een vorm van HOEVEN, MOETEN of WILLEN in.

.............. je dat laten!

Vul een vorm van HOEVEN, MOETEN of WILLEN in.

Je .............. me niet zo uit te lachen.

Vul een vorm van HOEVEN, MOETEN of WILLEN in.

Dank je, ik .............. geen soep meer.

Vul een vorm van HOEVEN, MOETEN of WILLEN in.

Ik ............. naar het journaal kijken.

Vul een vorm van HOEVEN, MOETEN of WILLEN in.

Ik .............. graag een kopje thee.

Vul een vorm van HOEVEN, MOETEN of WILLEN in.

Ik .............. geen koffie meer.

Vul een vorm van HOEVEN, MOETEN of WILLEN in.

.............. jij nog koffie?

Ik kan de werkwoorden
kunnen, mogen, willen en zullen
in de tegenwoordige tijd correct vervoegen.

0100

Opdracht

Maken 

werkboek: Van A tot Zin

bladzijde: 90 en 91

Oefeningen: 1,2,3,4,5

Extra oefenen: werkbladen 3.6a en 2.6b.