Trappen van vergelijking

Trappen van vergelijking
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Trappen van vergelijking

Slide 1 - Slide

DOEL

Trappen van vergelijking en als/dan


- Je kent de trappen van vergelijking.

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking


Slide 2 - Slide

Trappen van vergelijking
Trappen van vergelijking

Slide 3 - Slide

groot - groter - grootst
  1. Jij bent groot.
  2. Ik ben groter.
  3. Hij is het grootst.

  1. Jij bent net zo groot als ik.
  2. Hij is groter dan ik.
  3. Hij is de grootste van het stel


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Als/dan
Gebruik dan:
- bij een vergotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan
- bij ander, andere en anders: het is anders dan ik dacht.

Gebruik als:
- bij net zo en even: net zo groot als, even mooi als
- bij niet zo: niet zo groot als
- bij drie keer, vier keer zo: vier keer zo groot als..

Slide 7 - Slide

DE FOUTJES
  1. Lisa is jonger als mij.
  2. Gebruik 'dan' en 'als' niet door elkaar. 'Dan' komt altijd na een vergrotende trap.
  3. Lisa is jonger dan ik (ben).

Slide 8 - Slide

Vandaag ben ik even slim als/ dan hem/ hij.
A
als en hem
B
als en hij
C
dan en hem
D
dan en hij

Slide 9 - Quiz

Hij vindt jou aardiger als/dan mij/me
A
als en mij
B
als en me
C
dan en mij
D
dan en me

Slide 10 - Quiz

Hij speelt zit vaker op TikTok als/dan jij/jou
A
dan jij
B
dan jou
C
als jij
D
als jou

Slide 11 - Quiz

Ik ben even oud als/dan zij/haar.
A
als zij
B
als haar
C
dan zij
D
dan haar

Slide 12 - Quiz

Huiswerk voor de volgende keer:
Formuleren hoofdstuk 4: opdr. 1 t/m 5
formuleren hoofdstuk 5: opdr. 1 t/m 6

Slide 13 - Slide