MH2A: 2.5 les 1

Voorvoegsels & achtervoegsels
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voorvoegsels & achtervoegsels

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je leert:
  • 20 nieuwe woorden
  • voor- en achtervoegsels uit andere talen

Slide 2 - Slide

Voorvoegsel
Een voorvoegsel is een woorddeel dat je vóór een woord plakt om de betekenis of de functie van dat woord te veranderen. Het kan niet los van het woord staan.

Slide 3 - Slide

Voorbeelden:
Contra = tegen (contragewicht)
Ex = van vroeger (ex-vriendin) 
Hyper = heel erg (hyperactief)
Pre = voor (prehistorisch)

Slide 4 - Slide

Achtervoegsel
Vergelijkbaar met voorvoegsels zijn achtervoegsels: woorddelen die je achter een woord plakt om de betekenis of functie ervan te veranderen. Het kan niet los van het woord staan.

Slide 5 - Slide

Voorbeelden:
Eur = persoon (acteur)
Heid = een toestand (bescheidenheid)
Isch = daar gaat het over (alcoholisch)


Slide 6 - Slide

Wat is een voorvoegsel?

Slide 7 - Open question

Geef een voorbeeld van een voorvoegsel

Slide 8 - Mind map

Wat is een achtervoegsel?

Slide 9 - Open question

Geef een voorbeeld van een achtervoegsel

Slide 10 - Mind map

Zelf doen
  • Lees de lesstof
  • Maak de opdrachten van 2.5. Denk aan interpunctie bij de antwoorden!


Eerder klaar?
  • Ga verder met je interviewverslag
  • Lezen in je leesboek

Slide 11 - Slide

Wat is een voorvoegsel en geef hiervan een voorbeeld?

Slide 12 - Open question

Wat is een achtervoegsel en geef hiervan een voorbeeld?

Slide 13 - Open question

Welke nieuwe woorden heb je geleerd?

Slide 14 - Mind map