Futur simple en futur proche

Futur proche et futur simple H5
Er zijn 3 groepen regelmatige werkwoorden:
verbes en -er
verbes en -re
verbes en -ir
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Futur proche et futur simple H5
Er zijn 3 groepen regelmatige werkwoorden:
verbes en -er
verbes en -re
verbes en -ir

Slide 1 - Slide


Wees alsjeblieft eerlijk tegenover jezelf, tegenover mij en tegenover je klasgenoten en maak deze toets op eigen kracht, zonder hulp.  

Bij wat nog niet goed gaat kan ik je helpen, 
maar doe jezelf niet beter voor dan je bent.
Eerlijk duurt het langst!

Hou tempo. Als je lang moet denken, ga door naar de volgende vraag.
Neem bij open vragen in je antwoord altijd het onderwerp mee over uit de vraag. Beantwoord ook de laatste gele slide voor je inlevert. 

Bonne chance!

Slide 2 - Slide

(avoir, futur proche) vous
A
irons
B
allez avoir
C
avons aller
D
aurons

Slide 3 - Quiz

(partir, futur simple) Je ............

Slide 4 - Open question

(vendre, futur simple) Nous .............

Slide 5 - Open question

   combineer met de juiste vorm
we gaan hebben
men zal hebben
hij gaat hebben
u zal doen
men heeft
ik zal zijn
vous allez faire
on aura
je serai
staat er niet bij
il va avoir
on a

Slide 6 - Drag question

Zij zal mijn huiswerk maken. (futur simple)
Elle ............................ mes devoirs

Slide 7 - Open question

Uit welke twee elementen bestaat de futur proche in het Frans?
Sleep die  elementen naar de juiste vakjes.
Vorm van het hulpwerkwoord être
Vorm van het hulpwerkwoord aller
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 8 - Drag question

zij (vrwl.) zullen doen/maken

Slide 9 - Open question

U zult werken

Slide 10 - Open question

Jij zal zijn (futur simple être)

Slide 11 - Open question

(prendre, futur proche) Vous........

Slide 12 - Open question

(finir, futur simple) Il ................................

Slide 13 - Open question

Heb je het eerlijk zelf gedaan zonder hulp?
Hoe vond je het gaan? Hoe was je voorbereiding? Wat vind je nog lastig?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide