5 fevrier A3

1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

niet begonnen online met het huiswerk:
Hugo, lotte, pepijn, abel en Feline

Slide 2 - Slide

Programme: le futur

Slide 3 - Slide

Le futur proche (TB p. 38)
De futur proche vertaal je met gaan en wordt gevolgd door een heel werkwoord.

Slide 4 - Slide

aller
=
  gaan



Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
allons
vont
vais
allez
vas
va

Slide 5 - Drag question

Uit welke twee elementen bestaat de futur proche in het Frans?
Sleep die  elementen naar de juiste vakjes.
Vorm van het hulpwerkwoord être
Vorm van het hulpwerkwoord aller
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 6 - Drag question

Traduis: wij gaan maken

Slide 7 - Open question

Traduis: ik ga kijken

Slide 8 - Open question

Le futur simple (TB p. 38)
De futur simple vertaal je met zullen.
De uitgangen van de futur simple komen bij regelmatig werkwoorden achter het hele werkwoord.

Slide 9 - Slide

Sleep de uitgangen van de futur simple naar de juiste plek.
ai
as
a
ons
ez
ont
je partir
tu partir
il, elle on partir
nous partir
vous partir
ils, elles partir

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Slide

Hoe vertaal je de futur simple?
Vertaal: nous arriverons

Slide 12 - Open question

Le futur simple
Onregelmatige werkwoorden hebben een onregelmatige futur simple. De stam van de futur simple moet je dus uit je hoofd leren.

Slide 13 - Slide

Stam futur simple / conditionnel
viendr-
devr-
fer-
voudr-
pourr-
saur-
ir-
ser-
aur-
avoir - hebben
être - zijn
savoir - weten
devoir -moeten
vouloir - willen
faire -  maken/doen
aller - gaan
pouvoir - kunnen
venir - komen

Slide 14 - Drag question

Au travail
Fais: ex. 13 + 14 (WB p. 100-102)
Apprends: Grammaire C + Phrases-clés D (TB p. 38-39)

Slide 15 - Slide