L2: Verkleinwoorden - les 1

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Geef enkele verkleinwoorden?

Slide 2 - Mind map

Doel 
Op het einde van de les:
-weet ik wat een verkleinwoord is.
-kan ik een verkleinwoord aanduiden in een zin
-kan ik van een aantal woorden het verkleinwoord geven

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link



Woorden die op -m eindigen
-> verkleinwoord -pje

boom - boom+pje = boompje
bloem - bloem+pje = bloempje
raam - raam+pje = raampje


Woorden die op -d/-t eindigen -> verkleinwoord -je


tent - tent+je = tentje          
feest - feest+je = feestje      taart - taart=je = taartje
Tip

Slide 5 - Slide

+pje
+ je
+tje
tuin

beer
huis
arm
trap
bed
kat
dier
worm
trui
feest
raam
boom
stoel
poes

Slide 6 - Drag question

Kies het juiste verkleinwoord
A
het boekje
B
het boektje
C
het boekpje

Slide 7 - Quiz

Kies het juiste verkleinwoord
A
het filmje
B
het filmtje
C
het filmpje

Slide 8 - Quiz

Kies het juiste verkleinwoord
A
het teenpje
B
het teentje
C
het teenje

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste verkleinwoord
A
het raamje
B
het raamtje
C
het raampje

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste verkleinwoord
A
het katje
B
het kattje
C
het katpje

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste verkleinwoord
A
het doospje
B
het doostje
C
het doosje

Slide 12 - Quiz

Ga naar Classroom voor de oefening 
timer
10:00

Slide 13 - Slide