This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Schooljaar 2021 - 2022
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Doen:
- Doorlezen/doorkijken 3.1
- Mindmap/samenvatting maken
- Maken test jezelf digitale omgeving 3.1
timer
1:00
Slide 3 - Slide
Hoe noem je het geheel van alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied?
A
Ecosysteem
B
Ecologie
C
Abiotische factoren
D
Biotische factoren
Slide 4 - Quiz
Een voorbeeld van een biotische factor is:
A
Grondsoort
B
Hoeveelheid wind
C
Roofvijanden
D
Temperatuur
Slide 5 - Quiz
Een voorbeeld van een abiotische factor is:
A
Hoeveelheid licht
B
Voeding
C
Concurrentie
D
Schuilplaats in een boom
Slide 6 - Quiz
Deze plant klimt m.b.v. hechtwortels langs andere planten omhoog, naar het licht. De planten hebben deze aanpassingen om omhoog te klimmen, om zo voldoende zonlicht te krijgen voor de fotosynthese.
A
Klimop
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozetten
Slide 7 - Quiz
Dieren in warme streken hebben:
A
Kleine oren, om hun warmte kwijt te raken
B
Grote oren, om hun warmte kwijt te raken
Slide 8 - Quiz
Een planteneter heeft
A
Knipkiezen en hoektanden
B
Plooikiezen en snijtanden
Slide 9 - Quiz
Een haaksnavel is voor het eten van..
A
planten
B
zaden
C
vlees
D
insecten
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Doen:
- Doorlezen/doorkijken 3.2
- Mindmap/samenvatting maken
- Maken test jezelf digitale omgeving 3.2
timer
1:00
Slide 12 - Slide
De bloem (orgaan van een plant) is voor de ...
A
transport en stevigheid
B
Voedingsstoffen maken door fotosynthese
C
opnemen van water en mineralen
D
Voortplanting, zorgen voor vruchten en zaden
Slide 13 - Quiz
Wat gebeurt er in de huidmondjes?
A
Koolstofdioxide gaat het blad in en zuurstof het blad uit.
B
Zuurstof gaat het blad in en koolstofdioxide het blad uit.
Slide 14 - Quiz
Houtvaten vervoeren
A
water met glucose vanuit de bladeren naar de andere plantendelen.
B
water en mineralen vanuit de wortels richting de bladeren.
Slide 15 - Quiz
Geef de namen van de nummers 1 en 3
A
1 = nerf of vaatbundel
3= opperhuid
B
1= opperhuid
3= nerf of vaatbundel
Slide 16 - Quiz
Houtvaten vervoeren verschillende stoffen. Welke stoffen zijn dit en in welke richting worden deze stoffen vervoerd?
A
water en mineralen van bladeren naar wortels
B
water en mineralen van wortels naar bladeren
C
water, glucose en voedingsstoffen van bladeren naar wortels
D
water, glucose en voedingsstoffen van wortel naar bladeren
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Deze stoffen zijn nodig voor de FOTOSYNTHESE :
A
zuurstof + glucose
B
koolstofdioxide + water
C
zuurstof + water
D
koolstofdioxide + glucose
Slide 19 - Quiz
Hoe komt koolstofdioxide het blad in?
A
Via de huidmondjes
B
Via de nerf
C
Via de wortels
Slide 20 - Quiz
Waar vindt FOTOSYNTHESE plaats in de plantencel?
A
In de celkern
B
In de bladgroenkorrels
C
In de vacuole
D
In de kleurkorrels
Slide 21 - Quiz
Welke stoffen ontstaan bij de VERBRANDING?
A
koolstofdioxide + water
B
zuurstof + water
Slide 22 - Quiz
Een banaan is een :
A
stengel
B
vrucht
C
bloem
D
blad
Slide 23 - Quiz
Andijvie is een :
A
blad
B
bloem
C
stengel
D
zaad
Slide 24 - Quiz
Door verbranding STIJGT de hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht.
A
Fout
B
Goed
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Slide
Doen:
- Doorlezen/doorkijken 3.4
- Mindmap/samenvatting maken
- Maken test jezelf digitale omgeving 3.4
timer
10:00
Slide 27 - Slide
‘Een groep konijnen van dezelfde soort in de duinen bij Egmond aan zee’
A
Populatie
B
Soort
C
Individue
D
Levensgemeenschap
Slide 28 - Quiz
Een voedselketen is :
A
rij organismen die elkaar eten
B
aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn.
Slide 29 - Quiz
Een voedselketen begint ALTIJD met een :
A
dier
B
schimmel
C
bacterie
D
plant
Slide 30 - Quiz
Een aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn , noem je:
A
voedselweb
B
schakels
C
piramide van aantallen
Slide 31 - Quiz
In een voedselketen verdwijnt energie door :
A
verbranding en uitpoepen onverteerbare stoffen
B
fotosynthese en uitpoepen onverteerbare stoffen
Slide 32 - Quiz
Biomassa is het :
A
Gewicht van alle vloeibare stoffen in het lichaam
B
Gewicht van alle vaste stoffen in het lichaam, zonder water
Slide 33 - Quiz
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Doen:
- Doorlezen/doorkijken 3.5
- Mindmap/samenvatting maken
- Maken test jezelf digitale omgeving 3.5
timer
10:00
Slide 36 - Slide
Producenten
Voedselketen
Reducenten
Voedselweb
Consumenten
Slide 37 - Drag question
Welke stoffen komen voor in de kringloop van fotosynthese?
A
Koolstofdioxide, water,
zuurstof, glucose
B
koolstofdioxide, water
koolstof, waterstof, zuurstof
C
koolstof, waterstof,
glucose, zuurstof
D
koolstofdioxide, waterstof,
glucose, zuurstof
Slide 38 - Quiz
Bekijk de afbeelding, in welk aquarium komt er steeds meer koolstofdioxide?
A
1
B
2
C
1 en 2
D
Er komt geen koolstofdioxide bij.
Slide 39 - Quiz
Wat is het atoomsymbool van koolstof?
A
C
B
H
C
O
D
CO2
Slide 40 - Quiz
In welke vorm komt koolstof in de voedselketen terecht?
A
CO2
B
C6H12O6
C
O2
D
H2O
Slide 41 - Quiz
Wat is het atoomsymbool van stikstof?
A
H
B
O
C
N
D
NOx
Slide 42 - Quiz
Kijk goed waar de pijlen heen gaan. Het gaat hier om het volgen van de C, dit staat voor koolstof. Deze bouwsteen komt voor in glucose, maar ook in koolstofdioxide. De een wordt gevormd door fotosynthese de ander door verbranding.
Bij de stikstofkringloop gaat het om het volgend van de N (stikstof) Deze komt voor in eiwitten (dierlijk en plantaardig) en wordt uiteindelijk door de reducenten afgebroken totdat er nitraat overblijft. Dit nitraat wordt door de planten opgenomen en weer eiwit van gemaakt.