3v - préparation PW2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Préparation PW2

• Ik kan zeggen dat ik ergens heen ga of dat iets van iets of iemand is (au/aux en du/des).
  
  
• Ik kan de werkwoorden op -ir gebruiken in de tegenwoordige tijd en de voltooide tijd.
  
  
• Ik kan woorden over vrije tijd herkennen en gebruiken.
  
  
• Ik ken Franse zinnen waarmee ik kan vertellen over mijn vrije tijd (A2).
  
  
• Ik kan in het Nederlands vertellen over St Malo.

à + le/la/l'/les

à = in, naar, op, bij

Je vais au match de foot.               (le match      -->     à + le = au)

Je vais aux matchs de foot.          (les matchs  -->     à + les = aux)

Je vais à la cantine.

Je vais à l'école.

de + le/la/l'/les

de= van

L'arbitre du match de foot.               (le match      -->  de + le = du)

L'arbitre des matchs de foot.          (les matchs  -->  de + les = des)

L'arbitre de la compétition.

L'arbitre de l'équipe.

Hoe herken je vrouwelijke woorden / woordgroepen?

Hoe herken je woorden / woordgroepen in het meervoud?

Je vais _______________ école cinq jours par semaine.

1. au
2. à la
3. aux
4. à l'

J’habite ______________ Pays-Bas, à Zaltbommel.

1. au
2. à la
3. aux
4. à l'

Qu’est-ce que vous pensez _________ musique néerlandaise?

1. du
2. de la
3. des
4. de l'

C’est le jean _________________ garçon.

1. du
2. de la
3. des
4. de l'

Je vois les prix __________________ tomates au marché.

1. du
2. de la
3. des
4. de l'

Présent

je grandis

tu grandis

il/elle/on grandit

nous grandissons

vous grandissez

ils/elles grandissent

Passé composé

j'ai grandi

tu as grandi

il/elle/on a grandi

nous avons grandi

vous avez grandi

ils/elles ont grandi

Vul de juiste vorm van het gevraagde werkwoord in de gevraagde tijd in.

Les élèves ______ (choisir, passé composé).

Vul de juiste vorm van het gevraagde werkwoord in de gevraagde tijd in.

Nous ___________ (grandir, présent).

Vul de juiste vorm van het gevraagde werkwoord in de gevraagde tijd in.

Tu ___________ (remplir, passé composé).

Vul de juiste vorm van het gevraagde werkwoord in de gevraagde tijd in.

Elles ____________ (rougir, présent).

Voca chapitre 2

Pak p. 86 + 87 van je boek!

mannelijke woorden

vrouwelijke woorden

bijvoeglijke naamwoorden

werkwoorden

apprendre =

il est assis =

énervant =

je me suis trompée =

ik moet =

zwak, slap =

dat bevalt me =

in de winter =

Zinnen - p. 88

Vertaal:

In de herfst ga ik uitslapen.

Vertaal:

Wat is jouw lievelingswedstrijd?

Vertaal:

Ik vind het leuk om de hond uit te laten.

Vertaal:

Wat vind je niet leuk om te doen?

Vertaal:

Jij bent muzikaal en wij zijn sportief.

Vertaal:

Ik vind de domme volwassenen vreselijk.

St Malo

Évaluation 1: hoe bepaal je of je au/à la/à l'/aux // du/de l'/de la/des gebruikt?

Évaluation 2: welke uitgangen leer je voor de werkwoorden op -ir?

Évaluation 3: welke steekwoorden onthoud je over St Malo?

Préparation PW2

• Ik kan zeggen dat ik ergens heen ga of dat iets van iets of iemand is (au/aux en du/des).
  
  
• Ik kan de werkwoorden op -ir gebruiken in de tegenwoordige tijd en de voltooide tijd.
  
  
• Ik kan woorden over vrije tijd herkennen en gebruiken.
  
  
• Ik ken Franse zinnen waarmee ik op een Franse markt iets kan proeven en kopen (A2).
  
  
• Ik kan in het Nederlands vertellen over St Malo.

Merci

et bonne chance !