4. a, de, en

¡Buenos días!
Vinicunca, Peru
1 / 50
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Buenos días!
Vinicunca, Peru

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer?

  • ¿Qué tal las vacaciones? 
  • Medios de transporte
  • Las preposiciones: a, de, en
  • Los adverbios 
  • Los deberes

Vinicunca, Peru

Slide 2 - Slide


Wat heb je tot 
nu toe geleerd?

Slide 3 - Slide

Leerdoel
Ik weet hoe de vervoersmiddelen in het Spaans heten. 

Slide 4 - Slide

¿Qué es?
A
la taxi
B
el taxi

Slide 5 - Quiz

¿Qué es?
A
el avión
B
la avión

Slide 6 - Quiz

¿Qué es?
A
el tren
B
la trena

Slide 7 - Quiz

¿Qué es?
A
el moto
B
la moto

Slide 8 - Quiz

Leerdoel
Ik kan de voorzetsels a, de, en gebruiken.

Slide 9 - Slide

La explicación
de uitleg

Slide 10 - Slide

Kies uit
en / a / de

Slide 11 - Slide

Vamos ___ Valencia.

Slide 12 - Open question

Voy ___ autobús.

Slide 13 - Open question

Mi madre es ____ Colombia.

Slide 14 - Open question

Vamos a Barcelona ___ coche.

Slide 15 - Open question

____ la clase hay chicos y chicas.

Slide 16 - Open question

Soy ___ Helmond.

Slide 17 - Open question

Todos los viernes voy ___ bici a mi abuela.

Slide 18 - Open question

Mi hermano va ___ pie a nuestra abuela.

Slide 19 - Open question

Noteer de antwoorden in je schrift.
2. vamos - en bici(cleta)
3. vas - a pie 
4. va - en avión
5. ir - en barco
6. van - en autobús
7. vais - en tren 
8. en tren - en avión
voorbeeld

Slide 20 - Slide

Traduce al español
Start je zin met een hoofdletter en eindig met een punt. 

Slide 21 - Slide

Ik ga met de trein.

Slide 22 - Open question

Hij gaat met de bus.

Slide 23 - Open question

Wij gaan met de fiets.

Slide 24 - Open question

Zij gaan te voet.

Slide 25 - Open question

In mijn stad is er een kledingwinkel.

Slide 26 - Open question

De universiteit is naast de bibliotheek.

Slide 27 - Open question

In mijn dorp is er een markt en supermarkt.

Slide 28 - Open question

Er is een ijssalon op het plein.

Slide 29 - Open question

Het stadion bevindt zich tegenover het museum.

Slide 30 - Open question

Haz el ejercicio 2 en la página 104
Maak oefening 2 op pagina 104, je mag woorden opzoeken. 

Slide 31 - Slide

Las soluciones - de antwoorden
1. b
2. a
3. d
4. c
5. g
6. h 
7. e
8. f

Slide 32 - Slide

   Leerdoel
Ik ken de bijwoorden van hoeveelheid.
(demasiado, bastante, mucho, poco)

Slide 33 - Slide

Let op: nieuwe grammatica 
Neem de uitleg alvast door, 
we zullen het later nog samen bespreken. 


Leerdoel: 
"Ik ken de bijwoorden van hoeveelheid: 
demasiado, mucho, bastante en poco". 

Slide 34 - Slide

ADVERBIOS - bijwoorden van hoeveelheid
beetje
veel
bastante
demasiado
Neem de woorden over in je woordenlijst.

Slide 35 - Slide

Unos ejemplos

  • Me gusta mucho leer
  • En el armario hay muchos libros.

  • Está cansado porque duerme poco.
  • Hay pocas personas en la fiesta.

  • Hay demasiado café en la taza.
  • Hay demasiada Coca-Cola en el vaso.



Een paar voorbeelden
Waar zegt beetje/veel etc. iets over? Daar pas je het woord op aan! 

Slide 36 - Slide

Haz el ejercicio 3 en la página 103
Maak opdracht 3 op pagina 103

Slide 37 - Slide

Las soluciones - de antwoorden

Slide 38 - Slide

No tengo _____ hermanos.
A
mucho
B
mucha
C
muchos
D
muchas

Slide 39 - Quiz

En mi pueblo hay ____ escuelas.
A
poco
B
poca
C
pocos
D
pocas

Slide 40 - Quiz

Los deberes
El lunes, 15 de mayo, séptima hora


Leren: 
woordenschat 3.1 
herhalen van de werkwoorden coger, seguir, jugar en conocer.
Verbuga Spaans 

Slide 41 - Slide

HERHALEN
Coger = nemen of pakken
Seguir = volgen of doorgaan
Jugar = spelen
Conocer = kennen of leren kennen



klinkerwisseling
e > i
u > ue

Slide 42 - Slide

Let op: nieuwe grammatica 

Beluister het uitleg filmpje op de volgende pagina. Maak aantekeningen in je schrift als het SO is afgelopen zullen we het klassikaal nog bespreken. 

Leerdoel: 
"Ik weet hoe je muy en mucho moet gebruiken". 

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

muy
mucho
erg / heel
veel
bij een werkwoord verandert
 mucho niet:
mucho
bij een zelfstandig naamwoord verandert mucho wel:
mucho/mucha/muchos/muchas
Yo estudio mucho el español
Tengo muchos libros.
La iglesia es muy antigua.
De kerk is erg oud.
La casa es muy pequeña.
Het huis is heel klein.

Slide 45 - Slide

VOORBEELD:
¿Muy, mucho, mucha, muchos, muchas?
Por ejemplo: En mi ciudad hay _________ iglesias.

Stap 1: Vertaal de zin naar het Nederlands. (In mijn stad zijn er veel kerken)
Stap 2: Bij erg/heel gebruik je: muy. Bij veel gebruik je: mucho. (veel = mucho)
Stap 3: Waar zegt erg, heel of veel iets over? (veel zegt iets over iglesias)
Stap 4: Is het een zelfstandig naamwoord? Pas dan het woord aan.  Zegt het iets over een werkwoord dan kan het gelijk blijven. 
(veel zegt iets over iglesias = vrouwelijk meervoud = muchas)




Slide 46 - Slide

¿Muy, mucho, mucha, muchos, muchas?

1. La gente come ____________ . 
2. Helmond es una ciudad ____________ bonita. 
3. En mi barrio hay ____________ supermercados.
4. El museo es _____________ interesante. 

1. mucho (veel=werkwoord)
2. muy (erg/heel)
3. muchos (veel/zelfstandig naamwoord meervoud)
4. muy (erg/heel)

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Link

Slide 49 - Slide

Start met oefenen voor het SO

  • Hay, ser en estar > leer uitleg via de module 
  • De werkwoorden ir, coger, seguir, jugar en conocer. > KLIK HIER
  • Het gebruik van de voorzetsels a / de / en > leer uitleg in je module
  • Bijwoorden van hoeveelheid > leer uitleg in je module
  • Woordenschat > oefen via quizlet (schrijven in je schrift / overhoren)

Kan je de grammatica hardop uitleggen? Dan beheers je het goed!
het SO is op maandag 5 juni

Slide 50 - Slide