This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Nederlands
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
00:00
A
Slide 3 - Quiz
00:00
We gaan een video kijken over de veiligheid van de Booster op de kermis. Kijkvraag: hoe wordt deze video ingeleid en op welke hoofdvraag krijg je antwoord?
Slide 4 - Open question
01:27
Hoe wordt deze video ingeleid en op welke hoofdvraag krijg je antwoord?
Slide 5 - Open question
LESDOEL
Elk woord ineenzinkunjebenoemen.
Je weet waarom het belangrijk is om de woordsoorten te kennen.
Slide 6 - Slide
08:40
Ontdaan zijn... In welke situaties?
Slide 7 - Open question
Waar gaat deze les over denk je?
In tweetallen:
Schrijf de onderstaande zinnen op.
Benoem de woordsoorten die je (nog) kent.
Hij bestelt de boeken in de webshop.
Hij heeft de boeken besteld.
Hij heeft de bestelde boeken binnen.
Slide 8 - Slide
Hij bestelt de boeken in de webshop.
Hij heeft de boeken besteld.
Hij heeft de bestelde boeken binnen.
Slide 9 - Slide
TV H 1.1 Zinsdelen (blz. 254)
Hoofdstuk 1.1 Woordsoorten (blz. 254 e.v.)
Slide 10 - Slide
Werkwoorden
1. persoonsvorm
2. infinitief
3. voltooid deelwoord
4. tegenwoordig deelwoord
Slide 11 - Slide
De persoonsvorm (pv)
In elke zin staat een persoonsvorm.
De pv kan van tijd veranderen. Het werkwoord dat van tijd verandert, is de persoonsvorm.
De jongen fietst naar school.
De jongen fietste naar school.
Slide 12 - Slide
Infinitief (inf)
De infinitief is het hele werkwoord.
Marthijs wil zijn theorie-examen de eerste keerhalen.