37 - 1HVD - Lezen 3.3 + Schrijven 3.4








:)





Planning van dit uur:

  • Lezen

Planning van volgende uur
  • Lezen

Aan het einde van deze les
  • kun je de hoofdgedachte van de tekst formuleren;
  • kun je hoofd- en bijzaken onderscheiden. 
WELKOM 1D :)
1 / 53
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson








:)





Planning van dit uur:

  • Lezen

Planning van volgende uur
  • Lezen

Aan het einde van deze les
  • kun je de hoofdgedachte van de tekst formuleren;
  • kun je hoofd- en bijzaken onderscheiden. 
WELKOM 1D :)

Slide 1 - Slide

Ik zit hier, dus:
- ik doe mee met de les;
- ik ben stil tijdens de uitleg en mijn aandacht is bij wat de docent vertelt;
- ik zit recht en kijk naar de docent;
- tijdens het werken ben ik in stilte bezig met mijn taak; 
- als ik een vraag heb, steek ik mijn vinger op. 

Als ik hier niet voor kies, dan: 
- ga ik alleen op de gang werken en blijf ik aan het einde van de dag na

Slide 2 - Slide

Welke opbouw van een tekst komt niet voor?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Inleiding-kern
B
Inleiding-slot
C
Inleiding-kern-slot
D
Kern-slot

Slide 3 - Quiz

Tekstdelen
Inleiding-kern: tweedeling
Inleiding-kern-slot: driedeling

Slide 4 - Slide

Op welke plekken staat meestal de kernzin van een zin?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Eerste zin
B
Tweede zin
C
Derde zin
D
Laatste zin

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Hoofdgedachte
het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt

Slide 7 - Slide

Hoe formuleer je de hoofdgedachte?
  1. Zoek het onderwerp van de tekst
  2. Bedenk wat het belangrijkste is wat de schrijver over het onderwerp zet
  3. Combineer het onderwerp en de belangrijkste mededeling erover tot één zin 

Slide 8 - Slide

Waar of niet waar
'De hoofdgedachte is de kortste samenvatting van de tekst'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Lees tekst 1 op bladzijde 147-148
Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Geen
Tijd
Tot iedereen klaar is
Uitkomst
We maken straks een opdracht hierover
Klaar
Wacht in stilte

Slide 10 - Slide

Stap 1. Zoek het onderwerp van de tekst

Wat is het onderwerp van tekst 1?

Slide 11 - Open question

Onderwerp
groei van bacteriën door het uitblazen van taartkaarsjes

Slide 12 - Slide

Stap 2. Bedenk wat het belangrijkste is wat de schrijver over het onderwerp zegt.

Wat is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt?
Het onderwerp was dus: groei van bacteriën door het uitblazen van taartkaarsjes.

Slide 13 - Open question

De schrijver zegt over het onderwerp: je wordt er niet ziek van, het is niet schadelijk. 

Slide 14 - Slide

Stap 3. Combineer het onderwerp en de belangrijkste mededeling erover tot één zin.

Welke zin geeft volgens jou het best
de hoofdgedachte van tekst 1 weer?
A
De bacteriën op een taart zijn in de meeste gevallen niet schadelijk.
B
Het uitblazen van verjaardagskaarsen verhoogt de aanwezigheid van bacteriën op de taart met 1400 procent.
C
Het uitblazen van verjaardagskaarsen verhoogt de hoeveelheid bacteriën, maar daar word je niet ziek van.

Slide 15 - Quiz

Waarom zijn de andere antwoorden volgens jou niet goed? 

  1. De bacteriën op een taart zijn in de meeste gevallen niet schadelijk.
  2. Het uitblazen van verjaardagskaarsen verhoogt de aanwezigheid van bacteriën op de taart met 1400 procent.
  3. Het uitblazen van verjaardagskaarsen verhoogt de hoeveelheid bacteriën, maar daar word je niet ziek van. 

Slide 16 - Slide

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 10 t/m 12 (Hoofdstuk 3.3 Lezen)
Hoe
Individueel, maar je mag rustig overleggen.  
Hulp
Help elkaar, als jullie een vraag hebben: steek je vinger op, dan kom ik langs. 
Tijd
Ongeveer 20 minuten 
Uitkomst
We bespreken straks de eerste opdrachten.  
Klaar
Lees in je leesboek. 

Slide 17 - Slide

Les 2

Slide 18 - Slide

Wat betekent: dat is maar bijzaak?

Slide 19 - Open question

Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken: het belangrijkste wat er in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.

Bijzaken: de minder belangrijke informatie. 

Slide 20 - Slide

Waarom is het belangrijk om de hoofdzaken uit een tekst te kunnen halen?

Slide 21 - Open question

Hoe vind je de hoofdzaken?
  • Kijk per deelonderwerp wat de hoofdzaak is
  • Maak gebruik van de kernzinnen van de alinea's: die noemen het onderwerp van de alinea of bevatten de belangrijkste informatie. 

Slide 22 - Slide

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Lees tekst 2 nogmaals en onderstreep van elke alinea de kernzin, de belangrijkste zin. 
Hoe
Individueel, in stilte.  
Hulp
Geen 
Tijd
Ongeveer 5 minuten 
Uitkomst
Je gaat straks een samenvatting schrijven van de tekst. 
Klaar
Maak van alle kernzinnen samen een goedlopende tekst van maximaal tachtig woorden. 

Slide 23 - Slide

                   Individueel werken 
timer
10:00
Wat
Maak van alle kernzinnen samen een goedlopende tekst van maximaal tachtig woorden. 
Hoe
Individueel, in stilte.  
Hulp
Geen 
Tijd
Ongeveer 10 minuten 
Uitkomst
Je gaat straks je samenvatting voorlezen en/of elkaars samenvatting lezen.
Klaar
Controleer of je samenvatting goed is. 

Slide 24 - Slide

                   Samenwerken
timer
5:00
Wat
Lees de samenvatting van je klasgenoot en vul de checklist in
Hoe
In tweetallen 
Hulp
Help elkaar, ik loop rond om vragen te beantwoorden
Tijd
5 minuten
Uitkomst
Ik vraag straks naar jullie bevindingen.
Klaar
Bespreek de checklist met elkaar. 
Checklist

  • Bevat de samenvatting niet teveel woorden?

  • Bevat de samenvatting alleen hoofdzaken?

  • Is de samenvatting goed te begrijpen?

Slide 25 - Slide

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 10 t/m 13
Hoe
Individueel, maar je mag rustig overleggen.  
Hulp
Help elkaar, als jullie een vraag hebben: steek je vinger op, dan kom ik langs. 
Tijd
Ongeveer 20 minuten 
Uitkomst
We bespreken straks de eerste opdrachten.  
Klaar
Maak 'Test jezelf' Lezen 3.3. 

Slide 26 - Slide

Samenvatting van de les
Jij
  • kunt nu de hoofdgedachte van de tekst formuleren;
  • kunt nu hoofd- en bijzaken onderscheiden. 

Huiswerk 
Maak opdracht 15 en dan 10 t/m 12.

GEBED

Slide 27 - Slide

Vrijdag

Slide 28 - Slide








:)





Planning van dit uur:

  • 10 minuten stillezen
  • Begrijpend lezen

Planning van volgende uur
  • Schrijven

Aan het einde van deze les
  • kun je aanwijzen waar verwijswoorden naar verwijzen; 
  • weet je hoe je een verslag moet schrijven;
  • weet je hoe je een goede inleiding schrijft.
WELKOM 1D :)

Slide 29 - Slide

Stillezen
Wat: Lees in stilte in je leesboek
Hoe: Individueel
Hulp: Geen
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: Over jouw boek houd je na de voorjaarsvakantie een boekpresentatie
timer
10:00

Slide 30 - Slide








:)





Planning van dit uur:

  • 10 minuten stillezen
  • Begrijpend lezen

Planning van volgende uur
  • Schrijven

Aan het einde van deze les
  • kun je aanwijzen waar verwijswoorden naar verwijzen; 
  • weet je hoe je een verslag moet schrijven;
  • weet je hoe je een goede inleiding schrijft.
WELKOM 1D :)

Slide 31 - Slide

Ik zit hier, dus:
- ik doe mee met de les;
- ik ben stil tijdens de uitleg en mijn aandacht is bij wat de docent vertelt;
- ik zit recht en kijk naar de docent;
- tijdens het werken ben ik in stilte bezig met mijn taak; 
- als ik een vraag heb, steek ik mijn vinger op. 

Als ik hier niet voor kies, dan: 
- ga ik alleen op de gang werken en blijf ik aan het einde van de dag na

Slide 32 - Slide


Mijn broer geeft een schop tegen de bal. Daarna loopt hij verder.

Waar verwijst het woord 'hij' naar?

Slide 33 - Open question

Verwijswoord

Slide 34 - Slide

Waar verwijst een verwijswoord naar?  
Stel een vraag die begint met wie, wat, waar of welk(e).

Mijn broer Willem spaart voor zijn rijbewijs. Hij wil als hij zeventien is rijles nemen.

Wie wil als hij zeventien is rijles nemen?
Mijn broer Willem. 

Slide 35 - Slide

Waar verwijst het woord 'dat' naar?

De eerste groep is tegen en de tweede voor. Dat is vooraf zo bepaald.
A
De eerste groep
B
voor
C
De eerste groep is tegen en de tweede voor
D
vooraf zo bepaald

Slide 36 - Quiz

Verwijswoord vinden
De eerste groep is tegen en de tweede voor. Dat is vooraf zo bepaald. 

Wat is vooraf zo bepaald?
De eerste groep is tegen en de tweede voor.

Slide 37 - Slide

Waar verwijst het woord 'het' naar?

Ze denkt dat haar groepje heeft gewonnen
omdat het een hecht team is.

Slide 38 - Open question

Verwijswoord vinden
Ze denkt dat haar groepje heeft gewonnen 
omdat het een hecht team is.

Wat is een hecht team?
haar groepje

Slide 39 - Slide

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 17 t/m 25 online (hoofdstuk 3.3 Lezen)
Hoe
Individueel. Als je ergens niet uitkomt, mag je zachtjes met je buur overleggen.
Hulp
Help elkaar, als jullie een vraag hebben: steek je vinger op, dan kom ik langs. 
Tijd
Tot het einde van de les 
Uitkomst
Deze opdrachten zijn huiswerk
Klaar
Maak 'Test jezelf' Lezen 3.3

Slide 40 - Slide

Les 2

Slide 41 - Slide

Wanneer heb jij voor het laatst een verslag geschreven? Waar ging het over?

Slide 42 - Open question

Verslag
  • Je beschrijft wat je hebt meegemaakt of onderzocht
  • Doel: anderen informeren over deze feiten (5W1H)
  • In de volgorde dat ze gebeurd zijn: chronologisch


Slide 43 - Slide

Ben jij wel eens op kraamvisite of bij een genderrevealparty geweest?
A
Ja
B
Nee

Slide 44 - Quiz

                   Individueel werken 
timer
10:00
Wat
Open een bestand in Word. 
Schrijf een verslag van ongeveer 200 woorden over jouw ervaringen tijdens een genderrevealparty of kraamvisite. 

Bedenk wat jouw ervaringen waren tijdens de genderrevealparty of het kraambezoek. Gebruik hierbij de 5W1H-vragen (wie, wat, waar, waarom, wanneer, hoe - je hoeft ze niet allemaal te beantwoorden). Wie waren er? Waar was het? Wat kreeg je te eten? Wat gaf je cadeau? 
Zet de informatie in chronologische volgorde. 
Schrijf je verslag. Zet er een titel boven.
Hoe
Individueel, in stilte.
Hulp
Geen. 
Tijd
10 minuten
Uitkomst
Straks vraag ik twee mensen hun verslag voor te lezen en gaan we elkaars verslag nakijken
Klaar
Controleer je verslag. 

Slide 45 - Slide

Opbouw van een verslag
• Met de inleiding trek je de aandacht van de lezer. Je noemt daar ook het onderwerp van het verslag.
• In de kern van de tekst geef je de feitelijke informatie over wat je hebt meegemaakt of onderzocht.
• In het slot staat geen nieuwe feitelijke informatie meer. Je geeft een samenvatting of je mening over wat je hebt meegemaakt.

Gebruik witregels tussen deze onderdelen. De inleiding en het slot zijn meestal één alinea lang. De kern bestaat vaak uit meer alinea’s.

Slide 46 - Slide

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Lees het verslag van je klasgenoot. 
Volg de stappen hiernaast. 
Hoe
Individueel, in stilte.
Hulp
Geen. 
Tijd
5 minuten
Uitkomst
Met deze feedback kun je straks op jouw verslag reflecteren.
Klaar
Maak online opdracht 2 en 3
  1. Geef aan waar de inleiding van het verslag begint
  2. Geef aan waar de inleiding van het verslag eindigt
  3. Maak de zin onderstreept (ctrl U) waarmee de aandacht van de lezer wordt getrokken. Is dit niet gedaan, maak dan niks onderstreept.
  4. Maak het onderwerp in de inleiding dikgedrukt (ctrl B). Is het onderwerp niet duidelijk genoemd in de inleiding, maak dan niks dikgedrukt. 
  5. Geef aan waar de kern van het verslag begint
  6. Geef aan waar de kern van het verslag eindigt
  7. Geef aan waar het lot begint
  8. Omcirkel alle signaalwoorden die zijn gebruikt om de volgorde van de gebeurtenissen aan te geven. 

Slide 47 - Slide

Bekijk de aantekeningen van je klasgenoot.

Waar moet je in het vervolg op letten?

Slide 48 - Open question

Hoe schrijf je nou een góede inleiding?
Je wilt dat de lezer jouw tekst leest, dus: maak de lezer nieuwsgierig! Hoe?

1. Begin met iets opvallends, wat de aandacht trekt (binnenkomer). Stel bijvoorbeeld een vraag of vertel een persoonlijk verhaaltje wat met het onderwerp te maken heeft. 

2. Geef informatie over het onderwerp van de tekst

Slide 49 - Slide

                   Individueel werken 
timer
2:00
Wat
Kies één van de volgende onderwerpen en schrijf er een inleiding bij. Begin met een binnenkomer en noem daarna het onderwerp. Verzin de informatie die je nodig hebt. 
Hoe
Individueel, in stilte.
Hulp
Geen
Tijd
2 minuten
Uitkomst
Straks vraag ik twee mensen hun inleiding voor te lezen en gaan we elkaars inleiding lezen.
Klaar
Controleer je inleiding
  1. Je bent naar een pretpark geweest
  2. Je hebt bij biologie een onderzoekje gedaan
  3. Je hebt in de vakantie een reis gemaakt
  4. Je bent naar een belangrijke sportwedstrijd geweest

Slide 50 - Slide

                   Individueel werken 
timer
4:00
Wat
Lees het werk van je klasgenoot. 

Noteer twee complimenten en één verbeterpunt bij het werk. 
Hoe
Individueel, in stilte.
Hulp
Geen
Tijd
4 minuten
Klaar
Maak opdracht 7 van 3.4 Schrijven en formuleren. 

Slide 51 - Slide

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 17 t/m 25 online (hoofdstuk 3.3 Lezen)
Hoe
Individueel. Als je ergens niet uitkomt, mag je zachtjes met je buur overleggen.
Hulp
Help elkaar, als jullie een vraag hebben: steek je vinger op, dan kom ik langs. 
Tijd
Tot het einde van de les 
Uitkomst
Deze opdrachten zijn huiswerk
Klaar
Maak 'Test jezelf' Lezen 3.3

Slide 52 - Slide

Samenvatting van de les
Jij
  • kunt nu aanwijzen waar verwijswoorden naar verwijzen; 
  • weet nu hoe je een verslag moet schrijven;
  • weet nu hoe je een goede inleiding schrijft.

Huiswerk
Maak opdracht 17 t/m 25 online (hoofdstuk 3.3 Lezen)


GEBED

Slide 53 - Slide