V4 - les 14 herhaling grammatica én voorbereiding presentatie

Clase de español - V4
viernes, 29 de octubre de 2021

Objetivo 
hacer un examen formativo
preparar la preparación
1 / 25
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Clase de español - V4
viernes, 29 de octubre de 2021

Objetivo 
hacer un examen formativo
preparar la preparación

Slide 1 - Slide

La clase anterior
Welke tips van de vorige lessen ga jij gebruiken voor je presentatie?

Slide 2 - Open question

El gran repaso de la gramática

Slide 3 - Slide

El perfecto - el uso
Op de dag zelf: hoy – vandaag; esta tarde – vanmiddag; 
Hoy he dormido tarde. – Vandaag heb ik uitgeslapen
De tijd heeft nog verband met het heden: este mes – deze maand; este fin de semana – dit weekend / este año = dit jaar
Esta semana he trabajado mucho. – Deze week heb ik hard gewerkt.
Geen concrete tijdsaanduiding: ya – al; nunca – nooit; muchas veces – vaak.
Nunca he estado en Argentina. – Ik ben nog nooit in Argentinië geweest.

Slide 4 - Slide

El perfecto 
Hulp werkwoord     +    voltooid deelwoord

In Nederlands zijn er 2 hulpwerkwoorden
Welke?

Slide 5 - Slide

El perfecto: hulp werkwoord
In het Spaans is er maar 1 hulp werkwoord
HABER -> hebben /zijn
Wat moet je doen met een hulp werkwoord?
Wat gebeurt er met een voltooid deelwoord?

Slide 6 - Slide

El perfecto: hulp werkwoord - haber
(yo)
(tú)
(él, ella, usted)
(nosotros)
(vosotros)
(ellos, ellas, ustedes)
he
has
ha
hemos
habéis
han
Waarom staan de persoonlijke voornaamwoorden tussen haakjes?

Slide 7 - Slide

El perfecto: voltooid deelwoord
Welke drie groepen werkwoorden heeft het Spaans?

Slide 8 - Slide

El perfecto: voltooid deelwoord
Cantar

Comer

Vivir
Cantado

Comido

Vivido
Hoe maak je het volt deelwoord?

Slide 9 - Slide

El perfecto
he
has
ha
hemos                +
habéis
han
-ar + ado
-er + ido
-ir  + ido

Slide 10 - Slide

El perfecto irregular
decir  -----          dicho           (zeggen)
hacer -----          hecho         (doen/maken)
abrir -----            abierto        (openen)
volver  -----         vuelto          (teruggaan)
escribir----        escrito        (schrijven)
ver     ----             visto             (zien)
poner    ---         puesto        (plaatsen/neerzetten)
romper ----         roto               (breken)
morir --------    muerto        (doodgaan)

Het hulpwerkwoord verandert niet
Het hulpwerkwoord blijft hetzelfde:
he
has
ha
hemos
habéis
han

Slide 11 - Slide

Los marcadores del perfecto
Hoy 
Esta mañana, esta semana, este mes, este año,
 últimamente (= laatst)
Ya (= al)
todavía no (= nog niet)
alguna vez ( = wel eens)
nunca (= nooit)

Slide 12 - Slide

El imperfecto - el uso
Een beschrijving van een situatie in het verleden, waarbij het begin en einde van de gebeurtenis er niet toe doen. 
Bij herhaalde handelingen of gebeurtenissen in het verleden
Je gebruikt de imperfecto om gewoontes aan te geven. 
Om de reden van iets aan te geven dat in het verleden is gebeurd.
Vb. He sacado una buena nota para español, porque el examen era muy fácil

Slide 13 - Slide

Wat zijn de uitgangen van de imperfecto?

Slide 14 - Open question

Welke drie werkwoorden zijn onregelmatige in de imperfecto.
Vervoeg deze

Slide 15 - Open question

Los marcadores del imperfecto
antes
siempre
generalmente / normalmente.
muchas veces
porque
cuando (yo) era ...

Slide 16 - Slide

El uso de ser
  • identificeren en definiëren (wie, wat)
  • naam, herkomst, beroep
  • eigenschappen, karakter
  • kleur, materiaal
  • datum en tijdsaanduiding
  • prijs
  • bezit


Kan je er een Nederlandse zin bij bedenken?
La forma de SER
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 17 - Slide

El uso de ESTAR
  • plaatsaanduiding
  • fysieke of mentale toestand (gevoelens)
  • voorbijgaande toestand
  • om te zeggen wat je van het eten vindt.
Kan je er een Nederlandse zin bij bedenken?
La forma de ESTAR
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 18 - Slide

El uso de HAY
Hay vertaal je met er is of er zijn.
HAY + ONBEPAALD LIDWOORD:            Hay un estadio de fútbol.
HAY + GETALLEN:                                  Hay 20 chicas en la clase.
HAY + ONBEPAALDE HOEVEELEDEN:   
HAY als er geen lidwoord, getal of onbepaalde hoeveel staat

Hay muchas/pocas/algunas  tiendas en el centro de Ámsterdam.

Slide 19 - Slide

La forma de HAY
Sólo hay una forma.
No cambia.


Slide 20 - Slide

Toetsoverzicht TW1
V4 Spaans

Te vinden in TEAMS / BESTANDEN / LESMATERIAAL

Slide 21 - Slide

Een proeftoets
timer
15:00

Slide 22 - Slide

Zelf nakijken
timer
10:00

Slide 23 - Slide

Evaluatie
Reflectie
Voor de toets zou ik nu al een voldoende halen
Ik moet nog een beetje leren voor een voldoende
Ik moet alles nog goed leren voor een voldoende
Ik moet enkele onderdelen nog leren voor een voldoende

Slide 24 - Poll

Preparar tu presentación

Slide 25 - Slide