V4 - les 5 - describir la ropa de tu fiesta

Vas  a ver un vídeo  sobre trajes típicos en  España.
Mira si  está tu traje en el vídeo  (piensa dónde se celebra  la  fiesta)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Vas  a ver un vídeo  sobre trajes típicos en  España.
Mira si  está tu traje en el vídeo  (piensa dónde se celebra  la  fiesta)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

V4 la clase de español
los objetivos: conocer la forma y uso del imperfecto y escribir sobre la ropa

Slide 3 - Slide

Hoy en clase
La clase anterior
Repasar los deberes 
El imperfecto
Escribir sobre la ropa
La evaluación
La preparación para la siguiente clase

Slide 4 - Slide

La clase anterior
Habla con tu compañero de clase sobre la clase anterior del lunes con ayuda de las imágenes en holandés, explica el uso de ser/hay/estar
timer
2:00

Slide 5 - Slide

La preparación para hoy
Meenemen: laptop, reader Spaans, Spaans schrift, pennen
Maken:
tekst 8 uit je reader met papieren woordenboek. Woordjes die je moet opzoeken schrijf je bij de tekst of bij de vragen.
Leren:
de regels van het gebruik hay/ser/estar. Wanneer gebruik je welk werkwoord en hoe vervoeg je ze? Deze vragen moet je weten te beantwoorden.
Vocabulaire kleiding pag. 53 en 54 ned-spa
Perfecto (hoe maak je deze tijd, wanneer gebruik je het, wat zijn de signaalwoorden, en hoe vertaal je het naar het Nederlands, zijn er ook onregelmatige vormen? Welke?
Bestuderen (lezen):
de imperfecto (nieuwe tijd) hoe maak je deze tijd en hoe vertaal je deze tijd? Welke signaalwoorden horen bij deze tijd? Lees hiervoor de bijlage.

Slide 6 - Slide

La preparación para la clase de hoy
Practicar con hay/ser/estar
Hacer ahora ejercicio 1, 2, 3, 4 e la página 11 hasta 13 de tu reader.

Estás listo/a?

Entonces repasar el vocabulario de la ropa hol-esp en silencio
timer
8:00

Slide 7 - Slide

Ejercicio 1:
1. es, soy
(uiterlijk)
2. es
(beroep)
3. está
(plek)
4. están
(plek)
5. estás
(tijdelijke emotie)
6. estamos
(tijdelijke emotie)
7 soy (nationaliteit)
8. son (beroep)
9. está (plek, ligging)
10. es (in betekenis van rijk ser, anders lekker estar)
Ejercicio 2
1. es (datum)
2. es (tijd)
3. es (bezit)
4. es (beroep)
5. es (dag)
6. están (tijdelijk, door hoy)
7. está (mening)
8. son (nationaliteit)
9. es (kleur, eigenschap)
10. es (feit)
timer
2:00

Slide 8 - Slide

Ejercicio 3 página 12
1. Estoy ahora en Barcelona.
2. Mis padres son holandeses.
3. Mi hermano es muy ambicioso y trabajador.
4. Tu novio es alto y delgado.
5. Tu novia es super sexy.
6. La paella de mi madre está muy rica.
7. iEstás muy guapa hoy!
8. ¿Los exámenes están en la mesa?
9. Hoy está nublado.
10. Mi madre está hoy enferma.
timer
2:00

Slide 9 - Slide

Ejercicio 4 página 10
1. hay
2. están
3. están
4. hay
5. están
6. hay
7. hay
8. está
9. están
10. hay
timer
2:00

Slide 10 - Slide

Traduce al español:
1. de trui
2. de rok
3. de schoenen
4. de laarzen
5. de sjaal
timer
2:00

Slide 11 - Open question

¿Qué es correcto sobre el perfecto?
A
he, has, ha, hamos, habéis, han
B
he has ha hemos habáis han
C
he has ha hamos habáis han
D
he has ha hemos habéis han

Slide 12 - Quiz

¿Qué verbo es irregular en el perfecto?
A
pedir
B
dormir
C
decir
D
vivir

Slide 13 - Quiz

Zet de volgende werkwoorden in de ik vorm in de perfecto:
1. hacer
2. ver
3. volver
4. poner
5. decir
6. abrir
timer
2:00

Slide 14 - Open question

Habla con tu compañero/a d clase y escribe todo lo que sabes del imperfecto (forma y uso y marcadores)
timer
3:00

Slide 15 - Open question

¿Correcto o falso?

Slide 16 - Open question

El imperfecto regular

Slide 17 - Slide

El imperfecto irregular

Slide 18 - Slide

El uso del imperfecto
Bij het beschrijven van gewoontes/herhalingen uit het verleden.
Bij het beschrijven van mensen / dingen / situaties uit het verleden
Begin en eind niet bekend
Reden van iets dat in het verleden is gebeurd 
Het weer, de sfeer, de stemming van iemand,

Slide 19 - Slide

Los marcadores del imperfecto
antes = vroeger
muchas veces = vaak
cada día  = elke dag
todos los días = elke dag
generalmente = normaalgesproken
nunca = nooit
a veces = soms
de vez en cuando = soms
todas la semanas = elke week
normalmente = normaalgesproken
siempre = altijd
en aquellos días = in die dagen, toen
mucho = veel
de joven = toen .. jong was
porque = omdat

Slide 20 - Slide

Mira este vídeo sobre una fiesta española y escribe lo que llevaban puesto las personas (en el imperfecto)

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Escribe ahora 2 frases en español sobre lo que llevaban puesto las personas
timer
2:00

Slide 23 - Open question

Escribir sobre la ropa
Geef antwoord op deze vragen in het Nederlands zo volledig mogelijk:
  1. Wat dragen de Spanjaarden tijdens het feest?
  2. Is het typische klederdracht?
  3. Wat dragen de kinderen, iets anders?
  4. Waarom dragen ze die kleren?.
timer
4:00

Slide 24 - Slide

Escribir sobre la ropa
En schrijf nu in het Spaans in je schrift zonder je mobiel te gebruiken (reader mag): Let op je bent aan het beschrijven dus welke tijd moet je gebruiken?
  1. Wat droegen de Spanjaarden tijdens het feest? Stof/
  2. Zagen ze er mooi uit?
  3. Was het typische klederdracht?
  4. Wat droegen de kinderen, iets anders?
  5. Waarom droegen ze die kleren?
  6. Wat had jij aan? Verkleed je en maak een selfie zodat het lijkt alsof je er echt bent geweest.
timer
10:00

Slide 25 - Slide

La evaluación
Ik loop op schema met de onderwerpen van de presentatie
Ik weet helemaal niet wat ik aan het leren ben bij Spaans en waarvoor ik dat moet weten.
Ik kan goed meedoen in de les en ik ben trots op mezelf hoe ik in het Spaans kan schrijven.
De imperfecto vind ik een moeilijke tijd en ik moet dat goed leren.

Slide 26 - Poll

La preparación para el jueves
Meenemen: laptop, reader Spaans, Spaans schrift, pennen
Maken:
tekst 9 uit je reader met papieren woordenboek. Woordjes die je moet opzoeken schrijf je bij de tekst of bij de vragen.
Leren:
de regels van het gebruik hay/ser/estar. Wanneer gebruik je welk werkwoord en hoe vervoeg je ze? Deze vragen moet je weten te beantwoorden.
Vocabulaire kleiding pag. 53 en 54 ned-spa/spa-ned
Perfecto (hoe maak je deze tijd, wanneer gebruik je het, wat zijn de signaalwoorden, en hoe vertaal je het naar het Nederlands, zijn er ook onregelmatige vormen? Welke?
nieuwe stof: leer de van de imperfecto de uitgangen van de regelmatige werkwoorden.:
















Slide 27 - Slide