Woordenschat hh 2HV beeldspraak: vergelijking, metafoor, personificatie

Woordenschat Hst 1
Maken en nakijken
Hst 1: startopdracht (samen in de les), opdracht 1 en 2

Leerdoel: je kunt uitleggen wat de stijlfiguren herhaling, tegenstelling en opsomming inhouden en je kunt deze aanwijzen in een zin.


1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Woordenschat Hst 1
Maken en nakijken
Hst 1: startopdracht (samen in de les), opdracht 1 en 2

Leerdoel: je kunt uitleggen wat de stijlfiguren herhaling, tegenstelling en opsomming inhouden en je kunt deze aanwijzen in een zin.


Slide 1 - Slide

Klassikaal: startopdracht (blz. 24)
- Schrijf mee!


Slide 2 - Slide

Beeldspraak (herhaling klas 2)
Vergelijking - metafoor - personificatie

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Ik kan in eigen woorden uitleggen wat beeldspraak is.
  • Ik kan een vergelijking, metafoor en personificatie aanwijzen in een zin.

Slide 4 - Slide

Wat is beeldspraak?
= figuurlijk taalgebruik

Je gebruikt een beeld om iets duidelijk te maken.

Slide 5 - Slide

Figo is zo koppig als een ...
A
koe
B
paard
C
ezel
D
stier

Slide 6 - Quiz

Esther voelt zich zo vrij als een ...
A
pauw
B
varken
C
vogel
D
kanarie

Slide 7 - Quiz

Lieve is vandaag zo mak als een ...
A
schaap
B
ezel
C
paard
D
lammetje

Slide 8 - Quiz

Vergelijking
De voorbeelden hiervoor waren allemaal vergelijkingen. Je vergelijkt iets met iets anders en gebruikt daarvoor een BEELD.

Zo rood als een tomaat

Slide 9 - Slide

Je kamer ziet eruit ALS
een zwijnenstal.

Slide 10 - Slide

Bij een vergelijking hoort vaak het woordje ALS of LIJKT.

ZO....ALS..... / IS NET....... 


  • Zo wijs als een uil
  • Je lijkt wel een verzopen hond.
  • Hij is net een speelse hond.


Slide 11 - Slide

Ruim die zwijnenstal eens op!
  • Wat gaan we doen?





Slide 12 - Slide

Ruim die zwijnenstal eens op!
  • In deze zin hebben we alleen nog een beeld (de zwijnenstal) en niet meer hetgene waarmee het vergeleken wordt (de kamer). 
  • Dit type beeldspraak noem je een metafoor.





Slide 13 - Slide

Ruim die
zwijnenstal eens op!

Slide 14 - Slide

Metafoor
Het object/ de werkelijkheid wordt helemaal vervangen door het beeld. Het is er nog wel, maar wordt niet genoemd. Je moet het figuurlijk zien.

  • Het schip der woestijn (kameel)
  • Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
  • Zij is een spin in het web  (zij heeft veel contacten)

Slide 15 - Slide

Personificatie

Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon. Je kent menselijke eigenschappen toe aan een 'dood' ding.  


Bijvoorbeeld:

  • De zon streelde onze wangen
  • Het gevaar loerde op elke hoek van de straat
  • Zuchtend en kreunend kwam mijn auto tot stilstand

Slide 16 - Slide

Maak opdracht 2 (blz. 25) af
Over 8 minuten wil ik 'm bespreken.

Slide 17 - Slide

Drie vormen van beeldspraak
  • Vergelijking: je vergelijkt de werkelijkheid met een beeld.
    VB: Die jongen is zo mooi als een supermodel.
  • Metafoor: je hebt alleen het beeld over.
    VB: Bij de ingang van die die disco staat altijd een kleerkast.
  • Personificatie: je kent menselijke eigenschappen toe aan iets levenloos.
    VB: De toekomst lacht jullie tegemoet.

Slide 18 - Slide

Jesse loopt zo langzaam als een slak.
A
vergelijk
B
personificatie
C
metafoor

Slide 19 - Quiz

Deze film is door recensenten volledig afgebrand.
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 20 - Quiz

De toekomst lacht ons toe.
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 21 - Quiz

Mijn oude fiets smeekt om een opknapbeurt.
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 22 - Quiz

Wat een wolk van een baby heeft dat jonge stel!
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 23 - Quiz

Bij de ingang van de discotheek stond een kleerkast die iedereen fouilleerde.
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 24 - Quiz

Die leraar gedroeg zich als een echte dictator.
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 25 - Quiz

Maak opdracht 2 (blz. 25) af
Over 8 minuten wil ik 'm bespreken.

Slide 26 - Slide

Voor wie meer uitleg wil...
bekijk de video op de volgende slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video