In de middeleeuwen was de bevolking verdeeld in standen. Dit noemen we een standensamenleving. Een stand is een groep mensen met een eigen taak.
1) De geestelijken (iemand in dienst van de kerk): bidden voor de mensen. De leider van de kerk was de paus.
2) Adel: moest de geestelijken en boeren beschermen. Je was van adel als je vader dat ook was, of wanneer je benoemt was door de koning.
3) Boeren: moesten het land bewerken en voor voedsel zorgen.