V4 §3.1 Kosten

Leerdoelen §3.1
Ik weet het verschil tussen variabele en vaste kosten.
Ik kan kosten indelen in variabele of vaste kosten.
Ik kan het verschil tussen degressieve, proportionele en progressieve kosten uitleggen en verklaren.
Ik begrijp het verschil en verband tussen totale, marginale en gemiddelde kosten en kan dit (rekenkundig & taalkundig) toepassen.
Ik begrijp het verschil en verband tussen totale, marginale en gemiddelde opbrengsten en kan dit (rekenkundig & taalkundig toepassen).
Ik weet hoe btw in Nederland verrekend wordt en kan dit toepassen.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Leerdoelen §3.1
Ik weet het verschil tussen variabele en vaste kosten.
Ik kan kosten indelen in variabele of vaste kosten.
Ik kan het verschil tussen degressieve, proportionele en progressieve kosten uitleggen en verklaren.
Ik begrijp het verschil en verband tussen totale, marginale en gemiddelde kosten en kan dit (rekenkundig & taalkundig) toepassen.
Ik begrijp het verschil en verband tussen totale, marginale en gemiddelde opbrengsten en kan dit (rekenkundig & taalkundig toepassen).
Ik weet hoe btw in Nederland verrekend wordt en kan dit toepassen.

Slide 1 - Slide

Ons voorbeeld
We richten samen een bedrijf op dat elke maandag tijdens de grote pauzes broodjes knakworst verkoopt in de aula.

Het bedrijf heet OJWL. Dat betekent?

Slide 2 - Slide

Noem 1 voorbeeld van kosten die OJWL zal tegenkomen.

Slide 3 - Open question

2 soorten kosten
  • Vaste kosten =
    Kosten die onafhankelijk zijn van de geproduceerde hoeveelheid producten.

  • Variabele kosten =
    Kosten die wel afhankelijk zijn van de geproduceerde hoeveelheid producten.

Slide 4 - Slide

variabele kosten
constante kosten
inkoopwaarde van de omzet
huurkosten
afschrijvingskosten
loonkosten
interestkosten
reclamekosten

Slide 5 - Drag question

3 soorten variabele kosten
  • Degressief = De variabele kosten per product nemen af wanneer je meer producten gaat produceren.
  • Proportioneel = De variabele kosten per product blijven gelijk wanneer je meer producten gaan produceren. 
  • Progressief = De variabele kosten per product nemen toe wanneer je meer producten gaat produceren.

Slide 6 - Slide

Wat is een mogelijke oorzaak van degressief variabele kosten?
A
werknemers werken sneller bij grotere productie
B
overwerk wordt dubbel betaald
C
werknemers lopen elkaar in de weg op de werkvloer
D
korting bij grote bestellingen leveranciers

Slide 7 - Quiz

Noem een voorbeeld van degressieve kosten van OJWL.

Slide 8 - Open question

Wat is een mogelijke oorzaak van progressief variabele kosten?
A
hogere arbeidsproductiviteit
B
uitbreiding productiecapaciteit
C
efficiënte arbeidsverdeling
D
werknemers krijgen overuren dubbel uitbetaald

Slide 9 - Quiz

Noem een voorbeeld van progressieve kosten van OJWL.

Slide 10 - Open question

Bij welke beschrijving past deze grafiek?
A
geen constante kosten, proportioneel variabele kosten
B
constante kosten, progressief variabele kosten
C
constante kosten, proportioneel variabele kosten
D
geen constante kosten, degressief variabele kosten

Slide 11 - Quiz

In welke grafiek is geen sprake van proportioneel variabele kosten?
A
B
C
D

Slide 12 - Quiz

Gegeven is de kostenfunctie:
TK = 134q + 123.000.
Er is hier sprake van:
A
alleen constante kosten
B
degressief variabele kosten
C
proportioneel variabele kosten
D
progressief variabele kosten

Slide 13 - Quiz

Marginale kosten
  • = de extra kosten die er bij komen als je 1 product meer gaat produceren.
  • + de marginale kosten geven aan hoe de totale kosten veranderen als je 1 product meer gaat produceren.
  • De marginale kosten zijn afhankelijk van welk type variabele kosten er sprake is.
  • Berekening: MK = TK'

Slide 14 - Slide

Gemiddelde kosten
= de gemiddelde kosten per product bij een bepaalde productie hoeveelheid.

Formule = TK / Q

Op de volgende slide staat een grafiek waarop het "normale" verloop van de GTK grafiek te zien is.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Verklaar het verloop van de GTK lijn.
(Er zijn 2 elementen!)

Slide 17 - Open question

Een aantal formules:
Wat betekenen de volgende afkorting en hoe hebben de formules invloed op elkaar?
TK = TVK + TCK
GTK = TK / Q & GTK = GVK + GCK
GVK = TVK / Q
GCK = TCK / Q
MK = TK' & MK = dTK / dQ

Slide 18 - Slide

Verwerking
Maken: 3.1 & 3.2 & 3.4

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video