lezen H2/H3- tekstverbanden

Lezen  h.3

 tekstverbanden/ signaalwoorden
quiz

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen  h.3

 tekstverbanden/ signaalwoorden
quiz

Slide 1 - Slide

doel
Leren welke verbanden er in een tekst kunnen zijn en welke signaalwoorden daarbij horen.

Slide 2 - Slide

Wat weet je van tekstverbanden en signaalwoorden?
Bedenk in tweetallen wat het antwoord op de vragen zou kunnen zijn?

Slide 3 - Slide

Tekstverbanden en
signaalwoorden

Slide 4 - Mind map

Welk verband staat in deze zin?
Zijn vriendin daarentegen is wel heel erg aardig.
A
Opsomming
B
Oorzaak-gevolg
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 5 - Quiz

Welk verband staat in deze zin?
In de winkel haal ik brood en melk.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Middel-doel
D
Voorwaarde

Slide 6 - Quiz

verwijder eerst het stickertje, druk daarna op de startknop. Wat zijn de signaalwoorden voor volgorde van tijd?
A
druk, eerst
B
startknop, daarna
C
verwijder, eerst
D
eerst, daarna

Slide 7 - Quiz

De volgende woorden zijn signaalwoorden van VOLGORDE VAN TIJD in een tekst.
A
ten eerste, ten tweede, ook, verder
B
1,2,3,4,5,6,7
C
eerst, daarna, vervolgens, toen
D
maar, waarom, hoezo, waartoe, echt niet.

Slide 8 - Quiz

De volgende woorden zijn signaalwoorden van OPSOMMING.
A
ten eerste, ten tweede, ook verder
B
vervolgens, toen, terwijl, ten slotte
C
kwadraat, breuk, deelsom, optelsom
D
plus, min, eraf, erbij, keer

Slide 9 - Quiz

Wat is TEN SLOTTE voor soort woord?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
Signaalwoord voor opsomming
C
zelfstandig naamwoord
D
signaalwoord voor volgorde

Slide 10 - Quiz

Wat is een opsomming?
A
Dat betekent dat er een som staat in de tekst.
B
Als er in een zin of tekst een opsomming wordt gemaakt van iets.
C
Dat betekent dat er iets wiskundigs wordt besproken in de tekst.
D
Als er een eind wordt gemaakt aan een verhaal.

Slide 11 - Quiz