dürfen = mogen / toestemming hebben
können = kunnen / in staat zijn tot
müssen = moeten (noodzaak vanuit jezelf)
mögen = houden van / lusten / aardig vinden
sollen = moeten (bevel van een ander/advies van een ander)
wollen = willen
wissen= weten
möchten = zou graag willen
De klas moet maar meeteen snel wegwezen