This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Past Simple & Past continous herhaling
Please log in to LessonUp
timer
3:00
Slide 1 - Slide
Planning les:
Herhaling Past Simple vs Past continuous
Klaar?
Woordjes Unit 6 leren
Learning targets:
At the end of this lesson I will understand how to make and use the Past Simple & Past continous
Slide 2 - Slide
Leave =
Think =
Do =
Go =
Walk =
Want =
Take =
Arrive =
Decide =
Become =
Explain =
Begin =
Meet =
End =
Starter!
Geef de Past Simple vorm van deze werkwoorden
Slide 3 - Slide
Wanneer we het hebben over een activiteit in het verleden dat al afgelopen is, gebruiken we...
A
Present Simple
B
Past Simple
C
Present Continuous
D
Past Continuous
Slide 4 - Quiz
Regelmatige werkwoorden in de Past Simple eindigen met...
A
-ed
B
-ing
C
-s
D
-es
Slide 5 - Quiz
Ik zet was/were aan het eind van een werkwoord, welke grammatica vorm gebruik ik nu?
A
Present Simple
B
Past Simple
C
Present Continuous
D
Past Continuous
Slide 6 - Quiz
Signaalwoorden voor de Past Simple zijn? Meerdere antwoorden mogelijk
A
Tomorrow
B
Last week
C
The other day
D
Next month
Slide 7 - Quiz
Wanneer we het hebben over een activiteit in het verleden die nog niet is afgerond, gebruiken we...
A
Present Simple
B
Past Simple
C
Present Continuous
D
Past Continuous
Slide 8 - Quiz
Past simple & past continuous
Je gebruikt beide tijden ook samen in één zin om aan te geven dat iets plotseling gebeurde toen iets anders al aan de gang was in het verleden.
I was taking a shower when the phone rang.
They were talkingwhen I walked into the room.
Slide 9 - Slide
Past Continuous
Wanneer gebruik je de past continuous?
Hoe maak je de past continuous?
Slide 10 - Slide
Past Continuous
1. Wanneer gebruik je de past continuous?
2. Hoe maak je de past continuous?
Slide 11 - Slide
Past Continuous
1. Wanneer gebruik je de past continuous?
Je gebruikt de past continuous om aan te geven dat iemand iets in het verleden aan het doen was of dat iets op een bepaald moment in het verleden aan de gang was.
Slide 12 - Slide
Past Continuous
2. Hoe maak je de past continuous?
Je gebruikt altijd de verleden tijd van het werkwoord 'to be': was of were.
En je maakt van werkwoord de vorm op '-ing'.
was/were + ww ing
Slide 13 - Slide
Past Continuous
Bij I/he/she/it was +ww ing
Bij you/we/they were + ww ing
I was listening to music.
You were listening to music.
Slide 14 - Slide
Past continuous
- I was reading a book.
Ik was een boek aan het lezen.
- Lisa was dancing with Jake
Lisa was met Jake aan het dansen.
- They were cleaning the car.
Zij waren de auto aan het schoonmaken.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Past simple & past continous
I was taking a shower when the phone rang.
They were talking when I walked into the room.
Past simple > voor de plotselinge/korte gebeurtenis in de vt. Past continuous > voor de lange gebeurtenis in de vt.
Slide 17 - Slide
Past Continuous
Bij I/he/she/it => was +ww ing
Bij you/we/they => were + ww ing
I was listening to music.
You were listening to music.
Slide 18 - Slide
Translate: Ik was aan het schoonmaken. (clean)
Slide 19 - Open question
Jij was aan het lezen. (read)
Slide 20 - Open question
Hij was aan het lopen. (walk)
Slide 21 - Open question
Wij waren aan het praten.
Slide 22 - Open question
https:
Slide 23 - Link
https:
Slide 24 - Link
https:
Slide 25 - Link
www.montsemorales.com
Slide 26 - Link
dashboard.blooket.com
Slide 27 - Link
I can use past continuous.
😒🙁😐🙂😃
Slide 28 - Poll
Well done!
Slide 29 - Slide
https:
Slide 30 - Link
https:
Slide 31 - Link
https:
Slide 32 - Link
I understand how to use and make the past simple vs the past continous