grammatica les 9: valentie-oude les

Grammatica 1

De betekenisrollen van een zelfstandig werkwoord
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica 1

De betekenisrollen van een zelfstandig werkwoord

Slide 1 - Slide

Doel van deze les
Aan het einde van deze les...
  • kan je verschillende rollen van zelfstandige werkwoorden bepalen.
  • kan je zelf zinnen met een lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp maken.

Slide 2 - Slide

  1. persoonsvorm zoeken.
  2. zinsdelen maken.
  3. werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin).
  4. onderwerp (wie/wat + wg).
  5. lijdend voorwerp (wie/wat + wg + ond).




  1. lijdend voorwerp (wie/wat + wg +  ond).
  2. meewerkend voorwerp (aan wie/voor wie?).
  3. bijwoordelijke bepaling (alles wat overblijft).
  4. Voorbeeld: Zij geeft aan haar een cadeau.

  1. persoonsvorm zoeken
  2. zinsdelen maken
  3. werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin)
  4. onderwerp 
  5. lijdend voorwerp
  6. meewerkend voorwerp 
  7. bijwoordelijke bepaling 

     

     
Grammaticatoets stappenplan

Slide 3 - Slide

Wat zegt de persoonsvorm over een zin?

Slide 4 - Mind map

herhaling-persoonsvorm (PV)
  • Het werkwoord dat iets zegt over tijd en aantal
  • Als je tijd en aantal verandert, verandert de PV. 
  • Je vindt de PV door de tijdsproef (TT ↔️ VT) of getalproef (van EV ↔️ MV) 
  • De jongens rijden in een oude auto naar het zuiden van Frankrijk.
  • Tijdproef (Vorige week)De jongens reden in een oude auto naar het zuiden van Frankrijk.
  • Getalproef: De jongen rijdt in een oude auto naar het zuiden van Frankrijk.

Slide 5 - Slide


Wat zie je?
timer
1:00

Slide 6 - Slide


Welke werkwoorden of handelingen zie je?

Wat heb je nodig om deze werkwoorden uit te voeren?

Slide 7 - Slide

Oefening 
Tijd voor actie.
timer
1:00

Slide 8 - Slide

Lezen
  • Beeld het werkwoord lezen uit. 
  • Wat heb je nodig om te lezen?

Slide 9 - Slide

Springen
  • Beeld het werkwoord springen uit. 
  • Wat heb je nodig om te springen?

Slide 10 - Slide

Geven
  • Beeld het werkwoord geven uit. 
  • Wat heb je nodig om te geven?

Slide 11 - Slide

Lachen
  • Beeld het werkwoord lachen uit. 
  • Wat heb je nodig om te lachen?

Slide 12 - Slide

Oefening 
De betekenis van een werkwoord roept een aantal rollen op die noodzakelijk zijn om het werkwoord/de handeling uit te voeren.

Slide 13 - Slide

Lezen
  • Hoeveel rollen heeft lezen?
  • Lezen heeft 2 rollen: Je hebt iemand nodig die leest en iets nodig wat gelezen wordt (boek, laptop of telefoon)
  • --> werkwoord: onderwerp + lijdend voorwerp.

Slide 14 - Slide

Spring
  • Hoeveel rollen heeft staan?
  • Staan heeft 1 rol: Je hebt alleen iemand nodig die staat.
  • --> werkwoord: onderwerp

Slide 15 - Slide

Geven
  • Hoeveel rollen heeft geven?
  • Geven heeft 3 rollen. Je hebt iemand nodig die geeft, iets nodig om te geven en iemand nodig aan wie je geeft.
  • --> werkwoord: onderwerp + lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp

Slide 16 - Slide

Lachen
  • Hoeveel rollen heeft lachen?
  • Lachen heeft  1 rol: Je hebt alleen iemand nodig die lacht.
  • --> werkwoord: onderwerp

Slide 17 - Slide

Iemand of iets
OPDRACHT 
stap 1: Leg eerst alle kaartjes op blad met de juiste betekenisrol
stap 2: Maak zinnen met de werkwoorden op de kaartjes. Schrijf ze op het blad.
Als je klaar bent kun je alvast het exitticket invullen 

Iemand of iets
+
Iets
Iemand of iets
+
Iets
+
Aan... of Voor...

Slide 18 - Slide

Lesdoel 1: Ik kan de drie rollen die een zelfstandige werkwoord oproept bepalen


Lesdoel 2: Ik kan zelf zinnen met een lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp maken.
Ik heb lesdoel 1 behaald.
Ik heb lesdoel 1 en lesdoel 2 behaald.
Ik wil nog wat extra uitleg.
Ik wil nog wat meer oefenen.

Slide 19 - Poll

Huiswerk: Lekker lezen in je boek, gezond eten en voldoende slapen.

Slide 20 - Slide