M3 voorbereiding taaltoets

Voorbereiding taaltoets
spelling
grammatica
over taal blok 1-5

de taaltoets is pas aan het einde van het schooljaar. 
tussendoor so'tjes! volgende week vrijdag de eerste
1 / 54
next
Slide 1: Slide
Other languagesSecondary Education

This lesson contains 54 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voorbereiding taaltoets
spelling
grammatica
over taal blok 1-5

de taaltoets is pas aan het einde van het schooljaar. 
tussendoor so'tjes! volgende week vrijdag de eerste

Slide 1 - Slide

Planning voor de rest van het jaar
Werken aan de taaltoets (meerdere tussentijdse so'tjes)
Voorbereiden kijk- en luistertoets
schrijfopdrachten

Slide 2 - Slide

Les 1
grammatica: pv, wwg en ond lv en bwb

Slide 3 - Slide

pv, wwg, ond
in de auto luister in vaak naar de radio

PV: zet de zin in een andere tijd
WWG: PV + andere werkwoorden
OND: wie of wat + WWG
PV: 
WWG: 
OND: 


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

SO
Volgende week woensdag 7e uur.

Let op! Duurt niet de hele les, dus gewoon je boek en schrift meenemen

Slide 6 - Slide

LV (lijdend voorwerp)
De hond van de buren heeft mijn konijn gebeten.
PV
WWG
OND
LV: wie of wat + PV + OND + rest WWG?

LV:

Slide 7 - Slide

meewerkend voorwerp
aan/voor wie/wat + gez + OND + LV
WWG
OND
LV
MV

Jan geeft zijn zusje een appel


Slide 8 - Slide

BWB
REST! Meestal een tijd, plaats of manier waarop.
WWG
OND
LV
MV
BWB
Jan geeft zijn zusje morgen een appel


Slide 9 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
Dit is geen zinsdeel, maar een onderdeel van een ander zinsdeel. Voorbeeld: 

Jan geeft zijn kleine zusje een zure appel.
kleine -----> zusje
zure-----> appel




Slide 10 - Slide

Oefenen
Mijn oma volgt de aanwijzingen uit haar oude kookboek altijd precies op
WWG
OND
LV
MV
BWB
BVB

Slide 11 - Slide

Woordsoortbenoemen
Dit is iets anders dan we net hebben gedaan. Dat is namelijk zinsdelen benoemen.

We kijken nu per woord wat het precies is!

Slide 12 - Slide

Wat moet je NU kunnen?
WW = dingen die je doet, maar ook vormen van hebben en zijn
ZNW= mensen, dieren, dingen
LW= de, het , een
BNW= zegt iets over het ZNW
VZ= kooiwoorden, kastwoorden
pers. vnw= ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij

Slide 13 - Slide

Spelling blok 1
Werkwoordspelling:
Zie schema blz. 26! 

Slide 14 - Slide

Zinnen met 2 pv's
Als je moet spellen, moet je altijd heel erg goed opletten of je te maken hebt met een pv of een vd. Deze lijken soms heel veel op elkaar.

Ik heb altijd geloofd dat hij mij niet gelooft.

Soms lijken pv en vd heel veel op elkaar! Zet dus de zin in een andere tijd


Slide 15 - Slide

Huiswerk voor vrijdag
Opdracht 6 en 7 van Grammatica blok 1
Opdracht 1 t/m 5 van Spelling blok 1




Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Over taal blok 1
Hoe vind je de betekenis van een moeilijk woord?
Ga op zoek naar een synoniem
Ga op zoek naar een antoniem
Zoek naar een beschrijving in de tekst
kijk naar de delen van het woord die je wel kent
zoek een voorbeeld in de tekst
kijk naar de afbeelding

Slide 18 - Slide

homoniem 
een woord met meerdere betekenissen

cel

nagel

Slide 19 - Slide

homofoon
Twee woorden die hetzelfde klinken, maar anders geschreven worden. Ze hebben ook een andere betekenis.

lag
lach

Slide 20 - Slide

huiswerk voor maandag
blz. 32-35
opdracht 1 t/m 5 en 7

Klaar? Nakijken!

Slide 21 - Slide

verschil BWB en BVB
Een bijwoordelijke bepaling en bijvoeglijke bepaling kunnen veel op elkaar lijken. Toch zijn er duidelijke verschillen.

Een bijwoordelijke bepaling is een eigen zinsdeel. Je kunt het dus verplaatsen in de zin. Bij een bijvoeglijke bepaling kan dit niet.

Slide 22 - Slide

en verder...
Een bijwoordelijke bepaling geeft aan waar, wanneer, waardoor, waarmee of hoe is gebeurt.

Een bijvoeglijke bepaling geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord.  

Slide 23 - Slide

oefening
De man gaf zijn vrouw gisteren een mooie bos bloemen.

De aardige vrouw was er heel erg blij mee.

Slide 24 - Slide

nu 
Nakijken alles van blok 1
Maken van grammatica blok 2: 1 t/m 5 blz. 78-81

Wat niet af is, is huiswerk voor maandag.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

woordsoortbenoeming
oefening;

De aardige buurvrouw van Eline heeft een heerlijke taart gebakken voor mijn moeder.

Slide 27 - Slide

wederkerend vnw
Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden met zich, zoals zich herinneren, zich verkleden en zich wassen.

Slide 28 - Slide

wederkerig vnw
elkaar

Slide 29 - Slide

lijdende en bedrijvende vorm
Ik heb mijn hond eten gegeven.

De hond wordt gevoerd door mij.

Slide 30 - Slide

Bedrijvend: het OND in de zin doet iets.
Lijdend: het OND doet niets, er wordt iets gedaan door iemand anders. Vaak staat het woord door in de zin. Als dit er niet staat, kun je het er wel bij denken.

De hond wordt gevoerd.
De hond wordt gevoerd door mij

Slide 31 - Slide

nu maken:

blok 2 grammatica opdracht 6 t/m 11

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

spelling 
voltooid deelwoord

Slide 34 - Slide

T KoFSCHiP
Om te bepalen of je een VD met een D of T schrijft, gebruik je 
T KoFSCHiP (X)

De O en de I tellen niet mee


Slide 35 - Slide

Ik heb de hond (aaien)________

Slide 36 - Slide

Ik heb mijn haar (verven)_______

Slide 37 - Slide

spelling bijvoeglijk naamwoord
Zie BOEK!

Slide 38 - Slide

NU maken:
Opdracht: 

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

werkwoorden uit het Engels

Slide 41 - Slide

Behandelen als woorden uit het NL
Alleen extra letters laten staan die nodig zijn om de uitspraak goed te laten. Verder de bekende regels. 

Ik (crossen)____________________ naar huis.
Gisteren (tapen)_________________ de fysio mijn enkel.
Johan (passen)____________________ de bal naar Tim.



Slide 42 - Slide

Maken:
Opdracht 6 en 7 van spelling, blz. 90-91
Opdracht 1 van Over Taal, blz. 92

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

so volgende week vrijdag!
Blok 2
  • Grammatica
  • Spelling
  • Over Taal

Slide 45 - Slide

vakjargon
Uit het PTA blijkt dat de verschillende domeinen niet volledig gedekt worden.
In de syllabus is te lezen hoe de verschillende vaardigheden getoetst moeten worden. 

Dit is vakjargon. Het is niet vanzelfsprekend dat iemand die niets met het onderwijs te maken heeft dit begrijpt.

Slide 46 - Slide

Maken
Over Taal blok 2 opdracht 2 t/m 6 en opdracht 9

Slide 47 - Slide

planner
De planning gaat door als ik er een keer niet ben!

Aan het einde van de week alles af en nagekeken/verbeterd? Dan mag je misschien wel eerder weg.

Slide 48 - Slide

Samengestelde zinnen
Zinnen met meerdere PV's noem je samengestelde zinnen.

Ik eet graag chips als ik naar een film kijk. 

Zet de zin in een andere tijd om te kijken of er meerdere pv's in staan.

Slide 49 - Slide

Voegwoorden
Woorden die je gebruikt om zinnen aan elkaar te plakken noem je voegwoorden. 

Slide 50 - Slide

Nu:
Nakijken blok 2
Maken werk volgens planner. 

Slide 51 - Slide

leenwoorden

Slide 52 - Slide

leenwoorden
Wie kent er leenwoorden? 

Slide 53 - Slide

etymologie
studie naar de afkomst van woorden. er zijn online-woordenboeken waar je deze afkomst kunt vinden

Slide 54 - Slide