HV3 Voltooid tegenwoordige tijd

Voltooid tegenwoordige tijd
Hebben / zijn + voltooid deelwoord
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voltooid tegenwoordige tijd
Hebben / zijn + voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Doel: 
1. Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen
2. Je kunt werkwoorden in het voltooid deelwoord (voltooid tegenwoordige tijd) vervoegen
3. Je weet het verschil tussen een sterk en zwak werkwoord

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Die Regel entdecken

Lektion 1: Aufgabe 8
Vul de juiste vorm van haben en sein in en onderstreep de voltooid deelwoorden

Slide 4 - Slide

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Duits?

Slide 5 - Open question

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Duits?

Het voltooid deelwoord maak je door ge + stam + t toe te passen. 
wohnen - ge+wohn+t = gewohnt
lachen - ge+lach+t = gelacht
lieben - ge+lieb+t = geliebt

Slide 6 - Slide

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 7 - Open question

Wat is een sterk werkwoord?
Sterke werkwoorden hebben in de verleden tijd een andere klinker:
roepen - ik riep
Het voltooid deelwoord eindigt op -en
geroepen

Slide 8 - Slide

Wanneer moet je in het voltooid deelwoord ge-stam-et gebruiken

Slide 9 - Open question

Wanneer schrijf je ge-stam-et?
D'tje, t'tje extra e'tje. Net als in de tegenwoordige tijd gebruik je bij een stam op -t of -d een extra e bij du, er/sie/es/man en ihr.
 - er hat gearbeitet
Ook bij de werkwoorden atmen, öffnen, rechnen, regnen en zeichnen gebeurt dit.
 - er hat geöffnet

Slide 10 - Slide

Werkwoorden met -ieren
Werkwoorden die eindigen op -ieren krijgen alleen

stam + t

fotografieren - er hat fotografiert
passieren - es ist passiert
studieren - er hat studiert

Slide 11 - Slide

Wanneer gebruik je geen ge-?
En natuurlijk werkwoorden, die eindigen op -ieren
fotografieren - er hat fotografiert
passieren - es ist passiert
studieren - er hat studiert

Slide 12 - Slide

Samenvatting vervoegen werkwoorden tegenwoordige tijd
Regelmatig
Stam op s, z of ß
Stam  op d of t
ich
e
e
e
du
st
t
est
er/sie/es man
t
t
et
wir
en
en
en
ihr
t
t
et
Sie/sie
en
en
en

Slide 13 - Slide

Welke hulpwerkwoorden gebruiken we in het Duits?

Slide 14 - Open question

Welk hulpwerkwoord gebruik je?

In het Nederlands gebruiken we hebben en zijn.
In het Duits gebruiken we haben en sein. Die zijn vaak hetzelfde als het Nederlands.
Ich habe gespielt = ik heb gespeeld
Ich bin gewesen = ik ben geweest

Slide 15 - Slide

Wanneer gebruik je geen ge- voor het voltooid deelwoord?

Slide 16 - Open question

Niet-scheidbare werkwoorden
Niet-scheidbare zwakke en sterke werkwoorden
Net als het Nederlands:
verzorgen - verzorgd / versorgen - versorgt
Regel zwak niet-scheidbaar ww: stam + t
aanbevelen - aanbevolen / empfehlen - empfohlen
Regel sterk niet scheidbaar ww: stam + en

Slide 17 - Slide

Scheidbare werkwoorden
Let op: bij scheidbare werkwoorden met een voorvoegsel komt de 'ge' na het voorvoegsel en voor de stam te staan.
Net als in het Nederlands
afhalen - afgehaald / abholen - abgeholt (zwak)
opstaan - opgestaan / aufstehen - aufgestanden (sterk)

Slide 18 - Slide

Sterke werkwoorden
Van sterke werkwoorden moet je leren hoe de klinker verandert.  
Op blz. 89 van het kleine boekje staan de sterke werkwoorden.
bijv. schwimmen - geschwommen
schreiben - geschrieben

Slide 19 - Slide

Sterke werkwoorden
Tip: Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt meestal op -en:

sein - gewesen
finden - gefunden
beschreiben - beschrieben

Slide 20 - Slide

Doelen behaald? 
1. Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen
2. Je kunt werkwoorden in het voltooid deelwoord (voltooid tegenwoordige tijd) vervoegen
3. Je weet het verschil tussen een sterk en zwak werkwoord

Slide 21 - Slide