This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 25 min
Items in this lesson
persoonlijk voornaamwoord
Slide 1 - Slide
Was machen wir heute?
- Lernziel (lesdoel)
- Grammatik erklären (pers. vnw in de vierde naamval)
- üben
- Aufgaben kontrollieren
- ist das Lernziel erreicht?
Slide 2 - Slide
Lernziel
Aan het einde van de les kun je de persoonlijke voornaamwoorden in de eerste en vierde naamval noemen.
Aan het einde van de les kun je de voorzetsels van de vierde naamval noemen.
Slide 3 - Slide
Grammatik
- Wat is een persoonlijk voornaamwoord
- Welke Nederlandse woorden vormen de persoonlijke voornaamwoorden?
- Welke woorden vormen de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits?
Wat is een voorzetsel?
- Wat gebeurt er bij een naamval?
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
üben
Maak de opdrachten 1 en 2 van de bijlage in Som.
Hiervoor krijg je 5 minuten.
Daarna bespreken we de antwoorden.
Slide 7 - Slide
voorzetsels
Je hebt gemerkt dat na het voorzetsel 'für' het persoonlijk voornaamwoord verandert. Deze verandering staat in de vierde naamval. Nu zijn er nog meer voorzetsels waardoor het pers. vnw verandert:
Slide 8 - Slide
voorzetsels met de 4e naamval
bis - tot
durch - door
für - (bestemd) voor
gegen - tegen
ohne - zonder
um - om
Na deze vz verandert het pers. vnw in de vierde naamval.
Slide 9 - Slide
voorbeelden
Peter spielt gegendich
Wir essen ohne euch.
Machst du dir Sorgen um mich?
Ich fahre bisihr.
Slide 10 - Slide
Vul het juiste persoonlijk vnw in: Ich suche ....... (jou)
A
du
B
dir
C
dich
D
mich
Slide 11 - Quiz
Vul het juiste persoonlijk vnw in: Hast du das für.... gekauft?
A
uns
B
wir
Slide 12 - Quiz
Vul het juiste persoonlijk vnw in: Ich gehe ohne .... zur Schule