1kader 4.4 schrijven

4.4 Schrijven (42 t/m 49)
Lesdoelen:
• Je kunt een informatieve tekst schrijven
• Je kunt een tekst in 3 delen indelen
• Je kunt verwijswoorden correct gebruiken

Leerteksten:
Een informatieve tekst schrijven (42)
Afwisselen 2: verwijswoorden (46)

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4.4 Schrijven (42 t/m 49)
Lesdoelen:
• Je kunt een informatieve tekst schrijven
• Je kunt een tekst in 3 delen indelen
• Je kunt verwijswoorden correct gebruiken

Leerteksten:
Een informatieve tekst schrijven (42)
Afwisselen 2: verwijswoorden (46)

Slide 1 - Slide

zelfstandig werken
Maak opdracht 1,2,3 (42-44) op talent digitaal

Slide 2 - Slide

Neem de aantekeningen op de volgende dia over in je schrift.
Het schrijven van een tekst is een examenonderdeel, dus een goed begin is het.......halve werk. 

Aan de slag dus!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

In een informatieve tekst geef je je eigen mening.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Het tekstdoel van een informatieve tekst is amuseren.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

In een informatieve tekst staan vooral feiten.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Een verslag is een voorbeeld van een informatieve tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Neem de aantekeningen op de volgende  2 dia's  over in je schrift.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Met de inleiding van een tekst probeer je de aandacht van de lezer te trekken.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

In een inleiding vertel je al iets over het onderwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

In het slot geef je nieuwe informatie.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

In het slot herhaal je de belangrijkste informatie uit de tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Je mag in een tekst afwisselen met de tegenwoordige tijd en de verleden tijd.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Opdracht 4 (blz.44)
  • Kies een sport uit de voorbeelden (bl2.44 opdr.4)
  • Zoek informatie
  • Schrijf je eerste versie in een word document en sla deze op.

Slide 19 - Slide

Aantekeningen
Ezelsbruggetje: wanneer is het
                     die en dat
Heel eenvoudig: 

die gebruik je bij de woorden: de man die daar loopt.
dat gebruik je bij het woorden: het meisje dat daar loopt.

Slide 20 - Slide

Maak opdracht 7, 9 op Talent Digitaal
En bekijk de laatste dia met 
opdrachten.

Slide 21 - Slide

Tekst opdracht 4
Je hebt nu alle leerstof doorlopen. 
  • Controleer je tekst nog eens voor je hem inlevert.
Pas het nog aan met verwijswoorden als dit kan 
De controlelijst vind je op blz. 49 in boek 1B
Lever het vervolgens in  ELO>opdrachten

Slide 22 - Slide