vzv

Grammatica hoofdstuk 4 

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica hoofdstuk 4 

Slide 1 - Slide

Planning
  • Herhaling theorie voor s.o. 
  • Theorie hoofdstuk 4
  • Opdracht 1,3,4,5 bespreken h4 
  • Opdracht 6,7,8 h4 maken 
  • Kerstkaart afmaken
  • Leren voor s.o. 

Slide 2 - Slide

Herhaling bedrijvend/lijdend 

Slide 3 - Slide

Jara /laat/ de hond /uit.


Wat is het onderwerp? Jara

Jara doet iets-> ze laat de hond uit


Als het ONDERWERP de handeling verricht van het WG noem je de zin BEDRIJVEND of ACTIEF.


Slide 4 - Slide

De hond/ wordt/ door Jara/ uitgelaten.

Het onderwerp ondergaat de handeling (het uitlaten).

Als het ONDERWERP de handeling ondergaat, noemen we de zin LIJDEND of PASSIEF.

Slide 5 - Slide

Omzetten bedrijvend ->lijdend
  • Het lijdend voorwerp wordt onderwerp.
  • Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door.
  • In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden te staan.

Slide 6 - Slide

Let op!

Als een bedrijvende zin in de onvoltooide tijd staat, moet je in de lijdende zin het hulpwerkwoord worden gebruiken.


Als je een bedrijvende zin in de voltooide tijd omzet in een lijdende zin, moet je het hulpwerkwoord zijn gebruiken.


De tijd  van de zin moet hetzelfde blijven!


Slide 7 - Slide

Oefenen... 
Van bedrijvend naar lijdend:

1. Het meisje heeft gisteren met de bal gespeeld. 
2. Kimberley geeft de vrouw een kus. 
3.  Simon gooit zijn knuffel weg. 

Slide 8 - Slide

Oefenen...
Van lijdend naar bedrijvend:

  1. In de speeltuin wordt vaak veel troep gemaakt door jongens. 
  2. De chocoladereep is door mijn moeder al opgegeten. 
  3. Joop werd door mijn moeder vaak uitgelaten. 

Slide 9 - Slide

Voorzetselvoorwerp 

Slide 10 - Slide

Voorzetselvoorwerp 
Dit voorzetsel ‘zit vast’ aan het gezegde. Het gaat dan om een vaste uitdrukking. Je kunt niet zomaar een andere voorzetsel er voor in de plaats zetten.
Bijvoorbeeld: verlangen naar. In plaats van ‘naar’ kun je er niet een ander voorzetsel voor in de plaats zetten. Dan zou de betekenis van die uitdrukking veranderen. Ook bij de uitdrukking gek zijn op zie je dat. Je kunt ‘op’ niet vervangen door een ander voorzetsel, zonder dat de betekenis van de uitdrukking verandert.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Bespreken 
10,15,1,4,5


Slide 13 - Slide

Maken...
Opdracht 6,7,8 van 4.4 grammatica

Klaar? Verder met de kerstkaart/ leren voor s.o. 

Slide 14 - Slide